Van Fort Lapin naar Jules van Praetstraat. De quasi rechte straat loopt door de Sint-Jozefsparochie en gaat vanaf Koolkerks grondgebied, ter hoogte van de Jules van Praetstraat, over in de Brugse Steenweg. Tot 1965 wordt de hele weg vanaf het Fort Lapin tot aan grondgebied Oostkerke de Koolkerkse Steenweg genoemd en vanaf 1965 enkel het deel op Sint-Jozef.
Het verloop van de weg volgt het "Oude Zwin", een kanaal gegraven circa 1290 dat uitmondde in de monding van het Zwin. In 1564 wordt in de bedding een nieuw kanaal, de "Sluyssche Vaart" of "Proostse Vaart" uitgegraven. Na het dempen ca. 1800 wordt in 1845-1846 op de westelijke dijk een steenweg met barrièrerecht aangelegd. Het landelijk karakter met enkele oude hoeves en herbergen blijft nog geruime tijd bewaard. Aan de oostkant van de vroegere vaart lagen onder meer de herbergen "Den Duits" met vroegste vermelding in 1665, "Het Zwaentje" en "Het Kommetje" beide reeds vermeld in 1609. Aan de westkant achter de voormalige dijk lag het kasteel met hoeve "Den Hangele", een leengoed uit de 13de eeuw. Vanaf 1900 en vooral met de aanleg van de parochie Sint-Jozef gaan de meeste historische sites verloren. De boerderij nummer 199 is een restant van het in oorsprong 13de-eeuws leengoed "Ter Looghem".
In de 19de eeuw is de straat rijk aan herbergen, bijna allemaal vervangen in de loop van de jaren 1920-1930, door nieuwbouw, soms met behoud van de vroegere herbergactiviteit.
De geasfalteerde straat is afgezoomd door bomenrijen en afzonderlijke fietspaden. Straat thans met dominerende woonfunctie: aaneengesloten bebouwing waarvan de oudste teruggaat tot eind 19de en begin 20ste eeuw. Het vrij heterogeen straatbeeld is onder andere samengesteld uit vrij grote woningen, vooral te situeren in het eerste straatgedeelte tussen het Fort Lapin en Graaf de Mûelenaerelaan. Basisbebouwing van overwegend twee traveeën en twee bouwlagen, meestal voorzien van een voortuin, laatst genoemde later verhard en omgevormd tot een parkeerplaats. Er zit variatie in de afwerking en de gaafheid van de gevels. Sommige zijn opgevat als eenheidsbebouwing zie nummers 13-23: arbeiderswoningen met al dan niet bepleisterde en beschilderde lijstgevels, nummer 21 met bewaard schrijnwerk. Nummers 112-126 zijn lage huizen. Sommige woningen illustreren een vereenvoudigde interbellumstijl, zie nummer 65 met bewaard schrijnwerk en voorland met bewaarde buisleuning. Nummers 178-184 worden verlevendigd door het gebruik van verschillend metselverband. Enkele gevels vallen op door het verschillend materiaalgebruik, zie nummer 88, en bewaard schrijnwerk.
SCHOUTEET A., De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge, 1977, p. 117.
WINTEIN W., Kaart van de oude gemeente Koolkerke met een bijhorende historische schets tot 1850, in: Rond de Poldertorens, jaargang 7, 1965, nummer 1, p. 8-9; p. 25 nummer 222; p. 26 nummers 232, 235.
Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Koolkerke, Sint-Jozef en Sint-Pieters, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL12, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koolkerkse Steenweg [online], https://id.erfgoed.net/themas/8036 (geraadpleegd op ).