De Maria-Theresiastraat vormt een lange rechtlijnige verbinding tussen de Tiensestraat en de Tiensevest / Martelarenplein.
Zij maakt deel uit van het geheel der straten die in het oostelijke stadsontwikkelingsgebied tussen de Diestsestraat en de Tiensestraat rastervormig werden aangelegd volgens het in 1839 goedgekeurde rooilijnenplan van toenmalig stadsarchitect F. H. Laenen (zie Martelarenplein). Zij wordt achtereenvolgens gekruist door de Blijde Inkomststraat, de Bogaardenstraat en de Justus Lipsiusstraat; halverwege sluiten de in de tweede helft van de 19de eeuw doorgetrokken Mussenstraat en de in 1896 de aangelegde Jozef II-straat aan.
De fasegewijs aanleg en bebouwing van de Maria-Theresiastraat verliep in een vrij snel tempo: het gedeelte vanaf de Bogaardenstraat tot voorbij de Jozef II-straat was reeds ontsloten vóór de goedkeuring van Laenens' plannen en bebouwd vóór 1843; in de jaren 1843-1850 en 1851-1854 werd het tracé eerst verlengd tot de Blijde Inkomststraat en vervolgens doorgetrokken tot de Tiensestraat. De verdere voltooiing in oostelijke richting, met aansluiting op de vest, volgde in 1861-1863. De scenografie van de Maria-Theresiastraat is vanouds bepaald door een overheersende woonfunctie. Oude prentkaarten tonen homogene straatwanden met een tijdstyperende aaneengesloten rijbebouwing, halverwege echter aan pare zijde onderbroken voor de ruime uitleg en het contrasterende volume van de "Hulpgevangenis", die in 1865-1869 werd opgetrokken naar ontwerp van architect F. Derre en die het volledige binnenblok met de Justus Lipsiusstraat, Arnould Nobelstraat en Jozef II-straat inneemt.
De vroegste, neoclassicistische basisbebouwing is vertegenwoordigd door een aantal panden uit de jaren 1840-1850. Behoudens een tweetal ruime herenwoningen, zijn het voornamelijk kleine, vrij eenvoudige rijwoningen van twee, nr. 68, doch doorgaans twee en een halve bouwlagen en twee traveeën. Een aantal ondergingen later echter aanpassingen zoals verbouwing van de begane grond, toevoeging van decoratie of balkons, of van een voorzetparement, zie 27, 51, 52, 58, 60.
Een vrij aanzienlijk aantal burgerhuizen met neoclassicistische inslag dateren uit de jaren 1860-1890. Het zijn overwegend enkelhuizen met drie bouwlagen en twee of drie - soms ook ruimer, van het dubbelhuistype en vier - traveeën, met in oorsprong bepleisterde en beschilderde lijstgevels - heden echter veelal ontpleisterd en in een aantal gevallen ook vereenvoudigd -, voorzien van getoogde of rechthoekige vensters - waaronder sommige met karakteristiek afgeronde bovenhoeken -, een minder of meer uitgewerkt decor en typerende belijning door schijnvoegen, kordons, doorgetrokken druiplijsten en lekdrempels, hoofdgestellen en markerende balkons. Nummers 1 (1876) en 3, beide eertijds voorzien van een rijk decor; nummer 7, met later toegevoegde derde bouwlaag(?); de ontpleisterde nummers 8 en 10; de als een gekoppeld samenstel opgetrokken nummers 9 en 11 (1876), waarvan nummer 9 inmiddels werd vereenvoudigd en hoger opgetrokken en in nummer 11 een mezzanino werd ingebracht; dezelfde aanpassingen (1900) typeren ook het thans gecementeerde 66; 79 (1869), eveneens verhoogd (1874) met een derde bouwlaag, en het ruime 82 (1869), dat later op de begane grond werd aangepast met inbreng van een garage.
Hiernaast dateren een aantal panden met eclectische opstand uit de jaren 1910-1920, 35 (in de gevel 1916 gedateerd, architect O. Devos), 40 (1918, architect J. Vanderveken), 55 dat in oorsprong samen met het naderhand verbouwde 53 een gelijkaardig geheel vormde (1919, architect A. Mommaels).
Markante accenten binnen het straatbeeld vormen verder een reeks historiserende wederopbouwpanden, die dateren van na de teisteringen door Wereldoorlog I en voornamelijk het straateinde domineren. Deze huizen in zogenaamde "wederopbouwstijl" zijn gekenmerkt door een eclectische gevelarchitectuur, geïnspireerd op de regionale bouwstijlen, met integratie van eigentijdse of geïnterpreteerde bouwelementen, en een typerend traditiegetrouw gebruik van bak- en witte natuursteen en/of blauwe hardsteen. Naargelang van de overname of benadering van bouwschema’s of elementen uit historische stijlen kunnen deze gevels een neogotische, neotraditionele, neobarokke etc. inslag vertonen, of ook getuigen van een meer eigentijdse vormgeving. Naast een aantal representatieve panden, wordt deze wederopbouwarchitectuur ook in een meer afgezwakte vorm vertegenwoordigd door nummer 37 (1922, architect J. Dewit), de hoekgebouwen nummer 39 (1923) - met later toegevoegde uiterste travee aan de Mussenstraat - en nr. 41 (1923, architect E. Peeters), nummer 95 (1921, architect Th. Van Dormael), nummer 103 (1920, architect A. Stevens), nummer 104 (1923, architect C. Goemans), nummer 107 (1923), nummer 109 (1921, architect V. Boelens), 110 (1921, architect A. Stevens), nummer 115 (1923), nummers 123 en 125.
Verder wordt het beeld van de straat ook bepaald door een aantal omvangrijke, schaalvergrotende appartements- en kantoorgebouwen uit de jaren 1960-1970.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Burgerhuis
Omvat
Burgerhuis
Omvat
Burgerhuizen
Omvat
Burgerhuizen
Omvat
Burgerwoningen
Omvat
Burgerwoningen
Omvat
Eclectische burgerhuizen
Omvat
Geheel van stadswoningen
Omvat
Herenhuis
Omvat
Reeks stadswoningen
Omvat
Stadswoningen
Omvat
Stadswoningen
Omvat
Stadswoningen
Omvat
Twee burgerhuizen
Is deel van
Leuven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Maria-Theresiastraat [online], https://id.erfgoed.net/themas/8155 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.