De drukke verkeersas tussen Brugge en Oedelem begint bij het Gaston Roelandtsplein en loopt verder op het grondgebied Beernem. Genoemd naar koningin Astrid (1901-1934), echtgenote van koning Leopold III. De straat ligt in het verlengde van de Generaal Lemanlaan. Beiden volgen grotendeels het tracé van de eerste, belangrijke verbindingsweg met Gent, in 1275 reeds vermeld als Gentsche Heerweg. De Molenstraat, tussen de Michel Van Hammestraat en de Pannenhuisstraat, is nog een oud baanvak. Door de aanleg van de Maalse Steenweg in 1778 verliest de weg aan belang (zie Sint-Kruis). Op de Poppkaart (circa 1842) aangeduid met de naam "Oude aarde weg van Brugge naar Gent". Vanaf 1843, met het verharden van de weg, geraakt de naam "Oedelemse Steenweg" in gebruik. Op het einde van de 19de eeuw wordt de weg verbreed en de toen talrijk aanwezige horticultuurbedrijven, onder andere deze van Lava en Wagner, moeten plaats ruimen voor riante villa’s. Circa 1934 krijgt het gedeelte, tussen het Gaston Roelandtsplein tot aan de grens met Oedelem, de naam Astridlaan, vanaf 1953 Koningin Astridlaan, met de fusie in 1970 met Groot-Brugge opnieuw Astridlaan.
De straat met grote variatie qua bebouwing, stijlkenmerken, functies en schaalverschillen is fasegewijs tot stand gekomen. De oudste bebouwing gaat terug tot de 15de-16de eeuw, zie de voormalige hoeve Engelendale (Astridlaan nummer 409). In 1669 vermelden de ommelopers van Sint-Katarina en Assebroek in Sijsele enkele, nu verdwenen, herbergen, zoals de herberg " 't Dreveken" op de hoek van de Astridlaan met de Bossuytlaan (afgebroken in de jaren 1960) en het "Pannenhuis", de vergaderruimte van de aanborgers van de Gemene Weiden. Op de Poppkaart (circa 1842) en de Atlas der Buurtwegen (1845) is nog weinig bebouwing te zien. Een witbeschilderde, bakstenen pijler (vóór het nummer 132), met een korfboogvormige beeldnis met bakstenen omlijsting, hoorde eventueel bij een hoeve, aangeduid op de Poppkaart (circa 1842) en de Vandermaelenkaart (circa 1850).Tot op heden rijk aan herbergen, vooral te situeren op de hoeken met de zijstraten, onder meer zie nummer 277 (vormt een eenheidsbebouwing met nummers 273-275).
Circa 1900 bouwen van woningen in historiserende en/ of eclectische stijl. Kleine arbeiderswoningen van één of anderhalve bouwlaag, sommige met een kleine voortuin, zie nummer 132, nummers 142-144, nummers 181-191, nummers 182-190, nummers 241-243, nummers 247-249, nummers 363-365.
Vanaf 1900 tot op heden geleidelijk aan volbouwen van de percelen. Ook woningen uit de jaren 1930, soms met modernistische gevels, de ene meer uitgesproken dan de andere. De uitwerking blijft soms beperkt tot het typerend schrijnwerk met horizontale roedeverdeling, zie nummer 45. Invulling van braakliggend percelen met weinig vernieuwende architectuur uit de jaren 1960-1970. Tot op heden worden nieuwe één- of meergezinswoningen gebouwd. Ook appartementsgebouwen, zie "De Meidoorn" met doorgang naar een sociale woonwijk die uitgeeft aan de Camiel Van den Busschestraat.
BARREMAECKER R. (editor), Assebroek. Geschiedenis van de Brugse rand, 1987, p. 53-55.
RAU J., Een eeuw Brugge, deel 1, 2001, p. 41, 295.
SCHOUTEET A., De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, 1977, p. 17-18.
Bron: GILTÉ S. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van VANWALLEGHEM A. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Assebroek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL20, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Gilté, Stefanie; Van Vlaenderen, Patricia Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)