Hoofdstraat van het sterk geïsoleerde gehucht Diegem-Lo, gelegen ter plaatse van het vroegere Saventerlo. Thans ligt het gehucht geprangd tussen de verkeerswisselaar van de Brusselse Ring en de luchthaven van Zaventem. Ten gevolge van de nabijheid van de luchthaven werd in het gewestplan trouwens voorzien in een algemeen bouwverbod voor de omgeving, zodat het gehucht op termijn volledig zal verdwijnen.
Het vroegere Saventerlo was een beboste hoogvlakte die zich uitstrekte tot Steenokkerzeel en bijgevolg ook delen grondgebied van Melsbroek, Steenokkerzeel, Diegem, Humelgem, Nossegem en Zaventem omvatte; het was één van de vijf voorbehouden jachtgebieden van de hertogen van Brabant en Keizer Karel liet het gebied begrenzen door 150 palen van blauwe hardsteen waarvan er thans vier bleven bewaard voor het voormalige gemeentehuis, Kerktorenstraat nummer 24. Na de grote ontbossing in de zeventiende en de achttiende eeuw, werd de Lovlakte tijdens de Nederlandse overheersing gebruikt als oefenveld en kampeerterrein voor de Hollandse soldaten. Na de Eerste Wereldoorlog werd de omgeving vooral gebruikt voor witloofteelt. In 1938 begon het Belgische leger echter met de aanleg van een vliegveld op grondgebied Melsbroek dat in de tweede helft van de twintigste eeuw uitgroeide tot de Nationale Luchthaven van Zaventem, naast de verkeerswisselaar (1972) een dominant gegeven voor de kleine, thans geminimaliseerde woonkern van Diegem-Lo. Door de voortdurende uitbreiding van de luchthaven werd de omgeving van het gehucht immers geleidelijk ingepalmd en raakte de kern gekneld tussen de luchthaven en de verkeerswisselaar van de Brusselse Ring.
Omstreeks 1900 was het gehucht een demografische groeipool zodat in 1900 een school werd gebouwd en bij K.B. van 24 augustus 1926 werd de parochie "Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten" opgericht; de kerk naar ontwerp van architect Juliaan De Ridder werd gebouwd in 1928-1929. De pastorie (nummer 4) en de woning van de onderpastoor (nummer 6) dateren uit dezelfde periode en werden evenals de kerk opgetrokken uit de lokale zandsteen. Voor het overige omvat het gehucht nu nog slechts enkele straten met een doorsnee-bebouwing uit de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw.
- LAUWERS J., Diegem: zijn watermolens, zijn kasteelheren, zijn bedevaartkerk, Tielt, 1980, p. 807-837.