Van de Grote Markt in het verlengde van De Breyne Peellaertstraat naar de Maria Doolaeghestraat. Voor de Eerste Wereldoorlog "Eessenstraet" genaamd, als verbinding met de "Eessenweg" richting Esen (zie Atlas der Buurtwegen, circa 1843). De huidige benaming gaat terug op de Franse Admiraal Ronarc'h die het bevel voerde over de circa 6000 marine-fuseliers die de Belgische troepen bijstonden in de verdediging van Diksmuide tegen de Duitse inval van 16 oktober tot 10 november 1914.

Als tracé met aaneensluitende bebouwing reeds aangeduid op de kaart van Jacob van Deventer (circa 1550). Op de hoek met de Maria Doolaeghestraat (oostzijde) is eveneens het klooster van de Grauwe Zusters waar te nemen, dat zich hier omstreeks 1432 vestigde. Na de Franse Revolutie wordt het klooster verkocht aan de familie Bortier. Circa 1840 laat Pieter Bortier op de gronden van dit klooster een stadspark aanleggen. Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) is zowel de kerk als dit stadspark waar te nemen. In 1879 schenkt Bortier dit park bij testament aan de stad. Na de Eerste Wereldoorlog, wordt dit zogenaamde Bortierpark echter ingenomen voor bebouwing.

Voor de Eerste Wereldoorlog wordt de straat gekenmerkt door een rijbebouwing van brede lijstgevels met een verspringend gabariet van twee, twee en een halve en drie bouwlagen. Na de Eerste Wereldoorlog wordt de straat volledig heropgebouwd in een wederopbouwarchitectuur met een overwegend historische eclectische inslag. Het gaat hierbij doorgaans om breedhuizen van twee bouwlagen met lijstgevels verhoogd met trapgevels, tuitgevels of verhoogde halsgevels, zie nummers 11, 13 en 15 met sterk verbouwde begane grond.