Straat met een licht gebogen tracé van de Pluimstraat tot de Esenweg. Naamgeving naar de afgebroken rijkswachtkazerne. De barakken van het Koning Albertfonds zogenaamd de "tien geboden" worden afgebroken in de jaren 1950.
De bebouwing maakt deel uit van de zogenaamde "Tuinwijk de Plume" (zie ook onder Tuinwijk), een wijk voor 'werkmanswoningen' met een honderdtal huizen die tussen 1920 en 1926 gebouwd werd naar ontwerp van architecten Lucien Coppé (Brugge), A. Smet (Deurne-Antwerpen), E. Van Reeth (Antwerpen) en H. Steels (Brussel), uitgevoerd door de onderneming R.Vernieuwe en A. Cluckers (Brussel). De tuinwijkgedachte is herkenbaar in het bochtige stratentracé met vrijstaande samenstellen, de grote aandacht voor groen en collectieve voorzieningen, en een gestileerde streekgebonden architectuur. De inplanting werd ten zuiden van de Esenweg gepland omwille van de goedkope bouwterreinen.
Op vandaag vertoont de tuinwijk een sterk verbouwd beeld (gewijzigde muuropeningen, nieuwe parementen), toch zijn een zestal basistypes van woningen nog goed herkenbaar. De types herhalen zich volgens een welbepaalde ritmering waarbij één type meerdere malen na elkaar kan voorkomen. Samenstellen van twee of meer woningen, gelegen in voortuintjes. Baksteenbouw van anderhalve bouwlaag onder pannen zadeldaken. De meeste types worden gekenmerkt als lijstgevels onderbroken door brede puntgevels waardoor een U-vormig of T-vormig grondplan ontstaat. Andere samenstellen hebben een rechthoekig grondplan en worden getypeerd door dakvensters als tuitgevels. Gestileerde en sobere streekgebonden baksteenarchitectuur met vlechtingen, rechthoekige muuropeningen onder brede strekken of ontlastingsbogen. Gebruik van fijnere rode baksteentjes onder meer voor kraagstenen en schouderstukken. De panden waren oorspronkelijk niet geschilderd, sommige zijgevels zijn gecementeerd. De oorspronkelijke kozijnconstructies zijn slechts sporadisch bewaard.
Rijkswachtstraat nummers 30-32-34 (met klimmende dakkapellen aan achterzijde), 31-33-35, 36-38, 37-39 (dakvensters als tuitgevel), 40-42-44, 41-43-45, 46-48, 47-49, 50-52 (dakvensters als tuitgevel), 51-53, 54-56, 55-57, 58-60, 59-61, 62-64, 63-65, 66-68-70, 67-69-71, 72-74 (dakvensters als tuitgevel), 73-75 (dakvensters als tuitgevel), 76-78-80, 77-79-81. Bewaarde waterpomp op vierkante waterput tussen nummer 34 en 36).
GYSELEN S., Stad Diksmuide. Wedstrijd van de nationale commissie tot verfraaiing van het landelijk leven, Diksmuide, 1952, p. 7, 24 (iconografie jaren 1950).
NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986 (dossier nrs. 5904, 5912, 5913 i.v.m. de tuinwijk).
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)