Loopt van de Walram Romboudtstraat naar de Lisseweegse Steenweg op het grondgebied Zeebrugge. Over het Lisseweegs Vaartje liggen van oudsher, van noord naar zuid, drie bruggen met name Tiendebrug, Heulebrug en Roelandsbrug. De Heulebrug had tot in de jaren 1960 een bolle rug. Bakstenen brug met arduinen dekplaten met op de noordkant het opschrift "LISSEWEEGSE WATERGANG 1271" en de zuidkant "DORPSHEULE 1555".
Naamgeving voor straat en waterloopje met aan de westkant een verkeersvrije en doodlopende weg (stopt ter hoogte van nummer 73) met kasseibestrating en aan de oostkant een geasfalteerde weg doorlopend tot in Zwankendamme (zie Zeebrugge). De huidige bekleding van het vaartje met nieuw baksteenparement dateert van 2004 zie gevelsteen met opschrift "RENOVATIE / LISSEWEEGSE WATERGANG / NIEUWE POLDER BLANKENBERGE / ANNO MMIV". Het vaartje is afgeboord met een buisleuning rustend op witbeschilderde, betonnen pijlers en daartussen plantsoentjes.
Over de oorsprong van het Lisseweegs Vaartje heerst onduidelijkheid. De vroegste vermelding onder de naam "Liswegerhe" of "Lisseweger Ede" dateert van 1219. Het graven van het vaartje, in de bedding van de natuurlijke waterlopen de "Olievliet" en de "Lisseweger-Ede" gebeurt waarschijnlijk op initiatief van de inwoners van Lissewege en onder stimulans van de abdij Ter Doest. Iets ten noorden van de dorpskern sluit de zwankendam (zie Zeebrugge) het vaartje af. Het Lisseweegs Vaartje zorgt voor een goede verbinding met Brugge. Langs het kanaaltje worden zware bouwmaterialen vervoerd, onder meer voor het bouwen van de kerk, bruggen en sluizen in de polders, en voor het onderhoud van de zeewering. In de richting van het binnenland worden grote ladingen stenen vervoerd, afkomstig van de vele steenovens in de polders en bestemd voor de grote bouwactiviteiten onder meer in Brugge. Het vaartje is sinds 1279 aan beide zijden voorzien van dijkjes. Rond 1750 wordt in Zwankendamme een sluis gebouwd en een kanaaltje (de Noordvaart) doorgetrokken tot achter de Graaf Jansdijk. Tot in de 19de eeuw blijft het vaartje bevaarbaar. Met de aanleg van de haven Brugge-Zeebrugge wordt de laatste 1500 meter van het vaartje naar het westen omgebogen, het krijgt een nieuwe loop langs de Pathoekeweg en mondt uit in het kanaal Brugge-Oostende. Ter hoogte van de Tiendebrug stond de dorpsmolen zogenaamd de "Zwarte molen". Deze wordt reeds vermeld in 1555, in 1960 wordt de bouwvallige molen afgebroken. Iets verderop stond tot de jaren 1990 op de rechteroever de zogenaamde "Witte molen". De voormalige molenaarswoning (nummer 73) is nog gedeeltelijk bewaard.
Aan beide zijden van het Lisseweegs Vaartje komt het karakter van het zogenaamd "witte dorp" duidelijk tot uiting. De bebouwing is fasegewijs tot stand gekomen waarvan de oudste, aan de Heulebrug of "Dorpsheule", vermoedelijk teruggaat tot de 16de eeuw zie het huis nummer 1, zogenaamd "De Valckenaere". Grotere bouwactiviteiten in de loop van de 19de eeuw. Aan de westzijde van het vaartje staan overwegend kleinschalige, lage woningen die gedeeltelijk hun oorspronkelijk karakter hebben behouden. De huizen zijn enkel via de brugjes toegankelijk. De oostzijde heeft een meer heterogeen karakter, bepaald door grote schaalverschillen.
RYCKAERT M., Het Lisseweegs Vaartje, in Lissewege & Ter Doest. Monnikenwerk. Geschiedenis van het witte dorp en zijn abdij, 2004, p. 14-15.
SCHOUTEET A., De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, 1977, p. 133.
Bron: GILTÉ S., VAN VLAENDEREN P. & VANWALLEGHEM, A. met medewerking van DENDOOVEN, K. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Dudzele, Lissewege en Zeebrugge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL25, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)