omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15317
Deze aanduiding is geldig sinds
Tussen 1964 en 1973 en in 1985 voerde A.V.R.A. opgravingen uit binnen het onderzoeksterrein.
Tijdens de opgraving werden twee waterputten aangetroffen. Slechts 1 van de 2 waterputten kon worden onderzocht. In het horizontaal vlak tekende de waterput zich onder de eerder vermelde Romeinse laag af als een grote ovaalronde verkleuring van ca. 5,5 m bij 4,5 m, die deels oversneden werd door een Romeinse weggreppel. In het verticaal profiel verscheen onder de eerder trechtervormige uitgraving de ronde putschacht (op 2,20 m diepte). Deze bestond uit een houten bekisting van zware, verticaal ingeplante eiken balken6 . Langs de binnen- en buitenzijde van deze bekisting werden restanten teruggevonden van een twijgenvlechtwerk in eikenhout. De aanleg van de waterput moet geplaatst worden in de vroege tot midden Bronstijd
De ijzertijdsporen bevinden zich voornamelijk in het noorden van het opgravingsterrein. Enkele kuilen bevatte, ijzertijdaardewerk: een fragment van grote schaal, buitenzijde ruw en oneffen en binnenzijde geglad, een wandscherf versierd met brede groeven, donkergrijs van kleur, een fragment van gewelfde bodem, versierd met onregelmatige ondiepe groeven, grof baksel met bruinrode wanden, zwarte kern, een wandscherf met groevenversiering en een pot met naar buiten omgeplooide rand waarop zeer vage indrukken voorkomen, wand versierd met vingertopindrukken.
Ook werden een aantal "La Tène"-hutkommen, waarin zich scherven met kamversiering bevonden en een fragment van een glazen armband
Op de Steenakker werd een Gallo-Romeins fanum met temenos, waarbij in zuidelijke richting een woonzone van een Gallo-Romeinse vicus aansluit, aangetroffen.
Een eerste belangrijk gegeven is de aanwezigheid van een N.-Z. gericht wegtracé. Wegens de diepgaande erosie is de oorspronkelijke bestrating niet bewaard gebleven. Het wegverloop was evenwel zeer goed waar te nemen in de 4 m brede, steriele band die langs weerszijden geflankeerd werd door één of meerdere greppels.
In het noordelijke en beter bewaarde erf konden reeds de min of meer volledige plattegronden van een achttal gebouwen erkend worden, waarvan de oriëntering ongeveer met deze van de greppels overeenstemt. Naast een vierpostenspijker en een kleine constructie met zes palen zijn het grote (woon)huizen waarvan de lengte tussen 15,50 en 20,50 m schommelt, de breedte tussen 6,70 en 8 m. Vier van deze gebouwen zijn ongeveer 0-W gericht en twee N-Z. Overlappingen wijzen op minstens drie bouwfasen.
Ook werden sporen van ambachtelijke activiteit gevonden. In 1985 is een pottenbakkersoven, gelegen onder de meest noordelijke van de twee 0-W greppels die de twee erven van elkaar scheiden. Het onregelmatige, licht ovale ovenlichaam, met een doormeter van 1 tot 1,07 m, is maximaal over een hoogte van ca. 50 cm bewaard gebleven. In de met leem bestreken en rood tot zwart gebrande wanden zijn hier en daar sporen van een houten geraamte zichtbaar. Het aardewerk aangetroffen in de oven, waaronder terra nigra, kan gedateerd worden rond het midden en in de tweede helft van de eerste eeuw, eventueel nog in het begin van de tweede eeuw.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine; Jacobs, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
| Aantal | 2 st |
| Aantal | 1 st |