waarneming

Faliestraat

archeologisch element
ID
211343
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/211343

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 11325
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

Archeologisch vooronderzoek naar aanleiding van de bouw van een zorgcentrum.

Zogenaamde ‘losse vondsten’, en hieraan mogelijk gekoppelde sporen, dienden tijdens het afgraven te worden ingezameld en ingemeten.
Het kan niet worden uitgesloten dat een deel van de niet-gedateerde sporen ook Romeins zijn uit de pre-Flavische en Flavische periode. Slechts één gracht kan ouder worden gedateerd en is vermoedelijk aangelegd in de late ijzertijd of vroeg-Romeinse periode.

De pre-Flavische periode (voor 69 n. Chr.) wordt vertegenwoordigd door minstens een deel van een erfgracht en de mogelijke aanzet van een tweede erf. Binnen de eerste erfgracht liggen onder meer een kruisvormige huisplattegrond en een tweefasige veldoven. Er wordt verondersteld dat het gebouw contemporain is met de enclos, en de oven mogelijk samen functioneerde met een goed bewaarde pottenbakkersoven.

Zowel uit de erfgrachten als uit de pottenbakkersoven werd een massa aardewerk gerecupereerd. Tussen het aardewerk in de enclosgracht zat geïmporteerd consumptieafval samen met productieafval. Een kleianalyse op aardewerk uit de gracht en de pottenbakkersoven toonde aan dat dezelfde klei is gehanteerd. In tegenstelling tot wat de kleur doet vermoeden blijkt het aardewerk te zijn gebakken in oxiderende condities en geïnspireerd door de terra nigra-vormen, bedoeld voor regionale verkoop.


Auteurs: Vanholme, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Grachten en kuilen (Nieuwe Tijd)

Datering: nieuwe tijd
Typologie: bouwmaterialen, grachten (infrastructuur), kuilen, moestuinen, perceelsgreppels, recreatieve objecten, vaatwerk, versieringsonderdelen van voorwerpen
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), glas, metaal, steengoed
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Een zeer ondiepe gracht tekende zich als een groot aantal aparte sporen af in het vlak. Ze liggen alle in lijn met de twee grootste en meest duidelijke fragmenten van de gracht. Pas na couperen van de kleinere spoortjes werd duidelijk dat de vulling ervan hetzelfde was. Uit een van deze kleinere sporen komen een stukje steengoed evenals een stukje verweerd Romeins aardewerk. Een ander leverde slechts een metalen staafje op. De derde bevatte naast een steel van een kleipijpje ook een fragment rood geglazuurd aardewerk en baksteenfragmentjes. Ook in het vierde deel is rood gefragmenteerd aardewerk aangetroffen. Het is niet mogelijk om deze gracht nauwkeuriger te dateren dan in de postmiddeleeuwen. Mogelijk is dit een voorloper van de bredere en diepere gracht uit de 16de-17de eeuw, al kan dit niet met zekerheid worden bepaald.
Tegen de westelijke kant van het opgravingsvlak liep een gracht. Haaks hierop staat de voornoemde gracht. Deze laatste loopt dwars over het terrein heen. Er was geen scheiding tussen beide zichtbaar. Ze maakten deel uit van eenzelfde grachtensysteem en kunnen gelinkt worden met de huidige percelering. Het betreft dus oude gedempte perceelsgrachten. In de vulling van de grachten zijn fragmenten van gebruiksaardewerk aangetroffen. Het gaat onder meer om stukken van een vetvanger, kruiken, een papkom met intern wit slib, een standvin in rood geglazuurd aardewerk, fragmenten steengoed (afkomstig van onder meer de centra Langerweghe en Siegburg) en een pijpenkopje met een afbeelding van een slang op de hiel. Daarnaast was er ook wat bouwmateriaal aanwezig, een handvol dierlijk bot en wat glas. Algemeen is deze dempingsfase in de 16de of 17de eeuw te dateren.
Parallel met de laatste gracht liggen twee rijen kuilen: 5 kuilen in de noordwestelijke rij die geschrankt liggen ten opzichte van de 3 kuilen in de zuidoostelijke rij. Onderling liggen ze ca. 8m van elkaar. De sporen waren reeds vroeg zichtbaar. Enkele zijn op een hoger vlak geregistreerd. Op het dieper liggend archeologisch zichtbare vlak is een deel van de kuilen gereduceerd tot slechts kleine spoortjes. Doordat deze sporen reeds op een hoger niveau zichtbaar waren, en omwille van hun homogene vulling, kunnen ze wellicht gelinkt worden met de fase van het perceel toen het als moestuin werd gebruikt. Het weinige aardewerk dat erin is aangetroffen (enkele fragmenten oxiderend aardewerk, soms met mangaanglazuur) kan als verspit worden beschouwd.

Greppels (IJzertijd?)

Datering: late ijzertijd (westen), Vroeg-Romeinse tijd
Typologie: greppels, vaatwerk
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Enkele greppels met handgevormd aardewerk, vermoedelijk uit de ijzertijd.
Een enigszins opmerkelijke greppel liep dwars over het terrein heen en onderscheidde zich van de Romeinse en postmiddeleeuwse sporen. Deze greppel lag opmerkelijk in het verlengde van een spoor van het vooronderzoek. Deze zeer vage greppel is toen aan de hand van enkele handgevormde scherven gedateerd in de metaaltijden of vroeg-Romeinse periode. Tijdens de vlakdekkende opgraving bleek de greppel in het westelijk deel zeer vaag en ondiep (max. 10cm). Na geleidelijk verdiepen werd de greppel duidelijk. Het spoor werd duidelijk oversneden door de erfgracht en was dus ouder.
Het reducerend gebakken en gedraaid aardewerk maakt de hoofdmoot uit van het gevonden aardewerk, voornamelijk afkomstig van potten.
Van een zeer klein stukje in gereduceerd, gedraaid aardewerk lijkt het baksel anders dan bij de overige reducerend gebakken scherven. Mogelijk gaat het om zeepwaar.
Iets hoger zit een groot stuk verbrande leem. Het gaat om een zogenaamde leemproen. Er zijn duidelijk vingerindrukken aanwezig waardoor kan worden aangenomen dat het met een specifieke bedoeling is gemodelleerd.
Aan de hand van de aardewerkdump moet de greppel in de Romeinse periode worden geplaatst. De greppel moet reeds in onbruik zijn geweest bij de occupatie van het terrein in de pre-Flavische periode, en dat tijdens de Romeinse occupatie afval in deze kleine depressie is terechtgekomen. Een datering in de late ijzertijd of vroeg-Romeinse periode is hierdoor niet uitgesloten.

Lithisch materiaal

Datering: steentijd
Typologie: losse vondsten, werktuigen
Materiaal: lithisch materiaal
Gebeurtenis:
Afmetingenset: ()
Aantal 2 st

Beschrijving:
klingfragmenten.

Ongedateerde sporen

Datering: Romeinse tijd
Typologie: greppels, kuilen, vaatwerk, versieringsonderdelen van voorwerpen
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Een 30-tal sporen zijn aangeduid als ‘ongedateerd’. Het gaat om losse kuiltjes, kuilen en greppels waarin geen dateerbaar materiaal is aangetroffen, noch een datering mogelijk is door een link met bepaalde structuur. Voor meer dan de helft blijft het echter onduidelijk of het antropogene sporen betreft, of grondverkleuringen door bodemkundige processen. Eén ervan is een greppel gelegen in het noorden van het terrein. Deze was reeds in het vooronderzoek aangetroffen. Het gaat om een zeer vage greppel, die ook in coupe zeer onduidelijk was. Er is enkel een doliumfragment en een pan in rood geglazuurd aardewerk in aangetroffen.

Recente sporen (20ste eeuw)

Datering: 20ste eeuw
Typologie: afvalkuilen, bouwmaterialen, extractiekuilen, krengbegravingen, kuilen, leemwinning, versieringsonderdelen van voorwerpen
Materiaal: aardewerk, plastic
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Tot de recente sporen behoren zowel de krengbegravingen en afvalkuilen (met plastic in de vulling) die kunnen worden gerelateerd aan de bewoning van de 20ste-eeuwse boerderij, evenals een grote uitgraving dicht tegen het gebouw. Deze uitgraving is met verschillende pakketten gevuld, wat zichtbaar was in zowel het vlak als in de coupe. De diepte was ca. 1m over de hele breedte. Onderaan bevond zich een meer kleiig pakket. De overige vullingen waren alle lemig, in sommige zaten vrij veel baksteenfragmenten. Er zijn nauwelijks vondsten uit deze kuil gehaald. Het gaat om wat rood geglazuurd aardewerk. Het is niet duidelijk of er een link is tussen de boerderij en deze kuil. Evengoed gaat het om winning van leemgrond waarbij de kuil achteraf met eerder slechte grond is gevuld. Omdat de kuil overheen de grote postmiddeleeuwse perceelsgracht loopt, wordt deze als recent bestempeld.

Romeinse sporen

Datering: Midden-Romeinse tijd, Vroeg-Romeinse tijd
Typologie: ambachtelijke objecten, bevestigingselementen, brandrestengraven, causewayed enclosures, grachten (infrastructuur), greppels, kuilen, paalkuilen, paalsporen, pottenbakkersovens, vaatwerk, versieringsonderdelen van voorwerpen
Materiaal: aardewerk, houtskool, ijzer, steen, zandsteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
In de zeefresidu’s van het brandrestengraf werden enkele nagels aangetroffen. Deze vondsten wijzen erop dat de Romeinse occupatie zich niet beperkte tot het hoger gelegen gedeelte, maar dat ook op de aanzet van de helling naar het dal de ruimte werd gebruikt, onder meer voor het begraven van de overledenen.
Twee sterk gefragmenteerde, haaks op elkaar staande grachten maken deel uit van een enclos.
Binnenin het enclos tekenden zich zeer vaag vier grote kuilen af. Ze lagen in een ruit en kunnen worden beschouwd als de dragers van een gebouw. Het gaat om een zogenaamde ‘kruisplattegrond’, waarbij de lengteas de richting van de nok weergeeft. In de paalkern zijn grote fragmenten van een fles verzameld. Naast het lokaal gereduceerd gedraaid aardewerk zijn ook enkele wandscherven in oxiderend gebakken baksel aanwezig.
Tussen de vier zware paalkuilen lag een 8-vormige structuur, als oven benoemd. De meesten vondsten kunnen worden gecatalogiseerd onder fijn reducerend gebakken en gedraaid aardewerk uit de Flavische periode. In het noorden van het terrein, vlak tegen de sleufrand, lag een kuil waarbij de rand sporen van verhitting in situ vertoonde. De toplaag van de vulling leek verstoord. Omwille van de verbrande lens betrof het duidelijk een verticale oven met een stookkuil, stookkanaal en bakkamer van het type pottenbakkersoven. Ondanks de weinige variatie in het ensemble uit deze oven kan een datering worden vooropgesteld. De combinatie van het weinige handgevormd aardewerk, het voorkomen van wat terra nigra en kruiken, samen met de productieresten afkomstig van potten en flessen in fijn reducerend gebakken aardewerk, plaatst de pottenbakker in de Flavische periode (69 tot 96 n. Chr.). Opmerkelijk is de afwezigheid van misbaksels.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Faliestraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/211343 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.