waarneming

Kapittelzaal van de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortebasiliek

archeologisch element
ID
211515
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/211515

Beschrijving

Algemeen

Van augustus 1999 tot augustus 2008 werd er in verschillende fases een grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd in de basiliek door het VIOE, het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed. Aanleiding was een grote restauratie aan de basiliek waarbij eveneens een vloerverwarming en ‘museumkelder’ zou aangelegd worden. De werken onder het huidige vloerniveau van de kapittelzaal en heraanleg van de keldertrap vormden de aanleiding voor dit onderzoek (derde fase).

Bij de opgraving werden sporen uit de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Moderne Tijd aangetroffen. Het betrof onder meer een fragment van de Laat-Romeinse (4de-eeuwse) stadsomwalling, een Romeinse muur en enkele vloerniveaus, funderingen van het kapittelgebouw, drie sarcofagen en een knekelkuil.

Voor het bouwhistorisch onderzoek werd om tijdens de opgraving het muurwerk eveneens aan een kort onderzoek te onderwerpen en te integreren met de informatie uit de archeologische sporen de muurbepleistering gedeeltelijk verwijderd.

Romeinse tijd

Kapittelzaal:

Het oudste restant is een Romeinse muur in O-W oriëntatie die aan de westzijde een hoek richting het noordwesten maakt. De O-W oriëntatie sluit aan bij het Romeinse stratennetwerk en staat dwars op de muur gevonden in de kloostertuin. Een verband is mogelijk, en we kunnen vermoeden dat dit delen van een en dezelfde stadswoning zijn. Aan de noordzijde was een deel van een vloer bewaard die opgebouwd was uit silexbrokken in droog verband met hierop een roze mortellaag. Beiden waren deels uitgebroken en opgevuld met een recentere puinlaag. Een vermoedelijk vloerrestant werd eveneens in de NW-hoek aangetroffen, ter hoogte van de kapel, in de vorm van roze mortel met hieronder twee rijen silexblokken in los verband. Deze werd bij de aanleg van de kruisgang/kapittelzaal hergebruikt als fundament.

keldertrap:

De restanten van de keldervloer waren aangelegd op een lichtbruin leempakket van Romeinse origine zonder gelaagdheid, waarin een grote hoeveelheid bouwpuin vermengd zat, waaronder pleisterresten, dakpan- en tegelfragmenten en mortel. Deze dekte een muur in O-W oriëntatie af, opgebouwd uit een bruinige mortel, enkele zandsteenfragmenten en silexblokjes. Het verkregen beeld sloot mooi aan met de resultaten van de opgraving voor het zuidportaal, op het Vrijthof, in 2010. Hier werd eveneens deze muur aangetroffen die geplaatst werd in de tweede steenbouwfase van deze site. Deze was afgedekt door een problematisch te dateren leempakket bestaande uit verschillende laagjes, veelal hergebruikte wand- of vloerleem van ergens in de omgeving, met hierop een brandlaag. De brandlagen plaatsen het muurwerk tussen de tweede helft van de eerste eeuw en het midden van de tweede eeuw. Uit het leempakket werden enkele vondsten ingezameld waaronder twee grote dakpanfragmenten, twee fragmenten witte muurpleister en een botrestant. Er werden twee aardewerkfragmenten uit de eerste eeuw aangetroffen.

Laat-Romeinse tijd

Kapittelzaal:

Een restant van de Romeinse stadsomwalling uit de vierde eeuw werd eveneens aangetroffen. Deze was deels uitgebroken, enkel aan de noordwestzijde waren enkele rijen paramentsteen bewaard. Het stukje buitenparament bestond uit vierkant gekapte silexblokjes, taps toelopend naar de kern van de muur, en gevat in roze mortel. De kern van de massieve muur bestond uit silex en een witte kalkmortel. Een grote scheur werd waargenomen, dwars doorheen de muur, vermoedelijk het gevolg van een verzakking of een aardbeving. Het tracé sluit aan bij de aangetroffen resten van dezelfde muur op het Vrijthof en de delen die werden aangetroffen in de kloostertuin.

Ter hoogte van de kapel lijkt de integrale muur uitgebroken, al kon dit op 40 cm diep niet met zekerheid bevestigd geworden, hoogstwaarschijnlijk om de stenen van de muur te kunnen hergebruiken in nieuwe gebouwen. Gebaseerd op de opgemeten diktes op het Vrijthof kan men stellen dat men aan de “zaalzijde” enkel de paramentsteen heeft uitgebroken en de kern heeft laten zitten. Dit had waarschijnlijk een verband met een van de bouwfases van de basilieksite of de omringende monasteriummuur aangezien dergelijke silexblokjes hergebruikt zijn geweest in deze bouwwerken.

Onder het hierna tweede vernoemde graf zonder bodem werd onder de mergelblokken en het bouwpuin een donkerbruine, Romeinse laag aangetroffen met verbrande leem en terracottafragmenten.

(Post-)Middeleeuwen

kapittelzaal:

De overige sporen hebben betrekking op middeleeuwse of post-middeleeuwse bouwfases in de kapittelzaal.
Zo kan een spoor gedetermineerd worden als het fundament van de scheidingsmuur tussen kapittelzaal en de kapel. Bij dit fundament van keien en silex in pure leem werd blijkbaar nauwelijks een poging ondernomen om de massieve stadsomwalling uit te breken, maar werd deze hergebruikt. Ook een ander spoor bleek een gelijkaardig geval van hergebruik. Volgens de oude opmetingen zou op deze hoogte een altaar gestaan hebben. Het lijkt er op dat de Romeinse muur hier bewust bewaard werd om dit altaar te funderen.

Ter hoogte van de vermoedelijk Romaanse deuropening van de kapittelzaal werd een muurfundering met N-Z oriëntatie aangetroffen. Deze was opgebouwd uit grote silexblokken en kalkmortel en dwars over een niet nader bepaalbaar muurfragment aangelegd. De afwezigheid op de bouwplannen uit de negentiende eeuw doet vermoeden dat het om een fundament gaat uit een eerder vroege fase van de kapittelzaal. Opvallend is dat deze niet aansluit bij de zogenaamde Romaanse deuropening.

In de zone van de kapel werden drie gemetselde graven aangetroffen. Een eerste was opgebouwd uit mergelblokken en aan de binnenzijde afwerkt met witte pleister. De bovenzijde ontbrak net als een aantal blokken aan de zuidzijde. De inhoud bestond uit een puinpakket met erg veel menselijk bot. Een tweede gemetseld graf opgebouwd uit met mortel samengevoegde mergelblokken, bleek eveneens een verstoorde grafcontext (bouwpuin en grote hoeveelheden menselijk botmateriaal) te hebben, aan de westzijde doorsneden door de neogotische scheidingswand. Het graf bevatte geen bodem. Een ‘knekelkuil’ doorsneed dit graf. Deze bevatte een grote hoeveelheid menselijk botmateriaal. Er was geen onderscheid te maken tussen het puin van de knekelkuil en het tweede genoemde graf, vermoedelijk is er dus sprake van een en dezelfde fase. Het graf werd waarschijnlijk verstoord bij bouw- of renovatiewerken, leeggehaald en opgevuld (vermoedelijk om stabiliteitsredenen) met aanwezig puin. Uit een korte blik op het botmateriaal bleek onmiddellijk dat het onmogelijk om de herbegraven resten van een individu kon gaan. Wat er met het aangetroffen skelet is gebeurd kon niet opgeklaard worden.

Een derde graf, eveneens gemetseld uit mergelblokken en dichtgemaakt met vier grote platen, was onverstoord gebleven. De menselijke resten binnenin waren al grotendeels gedesintegreerd, maar de kledij, schoenen en kist waren erg goed bewaard. Onmiddellijk kon vastgesteld worden dat het om een geestelijke ging. Het lichaam lag op de rug, met de handen op de borst, in gebedshouding. Op basis van het graftype wordt het graf ruwweg in de 16de-18de eeuw geplaatst.

Aan de zuidzijde kon een muurfundament opgebouwd uit silexblokken in mortel onder de muur uit de negentiende eeuw vastgesteld worden. Eveneens kon het restant van de top van een steunboog die een afstand van drie a vier meter overspant. Voor beiden is de oriëntatie lichtjes meer ZW-NO dan de huidige muuropstand. Mogelijk gaat het om de Laat-Middeleeuwse fundering. Van een puinlaag bestaande uit mortel en silexbrokken kon enkel de bovenzijde waargenomen worden, mogelijk een restant van de monasteriummuur. De oriëntatie lijkt hiermee overeen te komen. De muurfundering kan eveneens gerelateerd worden aan een muur aanwezig op de oude opmetingsplannen, het betreft de oostelijke scheidingsmuur tussen de romaanse toren en de kapittelzaal. Deze bestond uit baksteen met mortel.

Er werden maar twee vondsten ingezameld, beiden uit een puinlaag, met name een randfragment van een laat-Romeinse (4de-eeuwse) kom in Terra Sigilata met rolstempelversiering afkomstig uit Argonne en een restant van mogelijk een scheermes, in brons met een vergulde zijde. Het heft is geplooid en op de overgang van lemmet naar heft is een gat geboord. Aan de linkerzijde is nog een ander gaatje vast te stellen. Vermoedelijk dienden deze voor het bevestigen van een heft dat oftewel vergaan of verwijderd is.

bouwhistorisch:

Ondanks de zware verbouwingen bleek een groot deel van de noordmuur nog origineel te zijn, zowel binnen de kapelruimte als op de verdieping kon een muur van silexblokken, Romeins bouwmateriaal en mergel vastgesteld worden. Een pre-Romaanse datering van deze muur lijkt uitgesloten, maar het is onduidelijk of deze toebehoort aan een Romaanse of Gotische bouwfase. Aan de zuidmuur was aan de onderzijde eveneens origineel muurwerk bewaard, al bleek deze verder compleet uitgebroken in de negentiende eeuw.

Moderne tijd

kapittelzaal:

Zie puinlaag (onder: Romeinse tijd)

bouwhistorisch:

Eveneens werd kort de andere zijde van de noordmuur onderzocht, aan de kruisgang. Hierbij riepen vooral de nis-constructie en de gewelven in de muur vragen op. Het is niet duidelijk of het om neogotische fantasie, middeleeuwse doorgang/raamopening of een combinatie van beiden gaat. Het hiervoor besproken tweede graf in de kapelruimte werd aan de westzijde doorsneden door een neogotische scheidingswand.

Auteurs: Carlier, Eleonore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Laat-Romeinse tijd

Datering: Laat-Romeinse tijd
Typologie: kapittelzalen, muurresten, stadsmuren, verdedigingsmuren
Materiaal: leem, mortel, pleister, vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
restant van de 4de eeuwse stadsmuur (deels uitgebroken).
Delen van deze muur werden in het verleden ook al aangetroffen op het Vrijthof en in de kloostertuin.
4de eeuw

Middeleeuwen

Datering: middeleeuwen
Typologie: gebouwplattegronden, grafplaten, inhumatiegraven, kapittelzalen, kistgraven, kleding, kloosters, muurresten, omheiningsmuren, ossuaria, puinlagen, stabiliseringslagen, stadsomwallingen, verdedigingsmuren, vlakgraven
Stijl: gotiek, romaans
Materiaal: aardewerk, bot (menselijk), brons, grind, keramisch bouwmateriaal, leem, mortel, pleister, sedimentair gesteente, terra sigillata, vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
3 gemetselde graven
middeleeuwen - nieuwe tijd
De overige sporen die werden aangetroffen hebben betrekking op de verschillende bouwfasen van de kapittelzaal.
Het verwijderen van de muurbepleistering gaf daarnaast ook nog extra bouwhistorische informatie.
middeleeuwen - nieuwe tijd

Nieuwste tijd

Datering: nieuwste tijd
Typologie: kapittelzalen, muurresten, puinlagen
Stijl: neogotiek
Gebeurtenis:

Romeinse tijd

Datering: Romeinse tijd
Typologie: brandlagen, domus, kapittelzalen, kelders, muurresten, puinlagen, vloeren
Materiaal: aardewerk, bot, kalkzandsteen, keramisch bouwmateriaal, leem, mortel, pleister, vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Romeinse muur die mogelijk deel uitmaakt van een stadswoning, en een vermoedelijk vloerrestant.
Lichtbruin leempakket van Romeinse origine, met veel bouwpuin, dat een muur afdekte.


Relaties

  • Is deel van
    Historische stadskern van Tongeren

  • Is gerelateerd aan
    O.L.V.-Basiliek

  • Is gerelateerd aan
    Onze-Lieve-Vrouwebasiliek en kloostergang


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Kapittelzaal van de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortebasiliek [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/211515 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.