Na de melding van een toevalsvondst op de Oever 5 te Antwerpen werden door het agentschap Onroerend Erfgoed de aangetroffen sporen gedocumenteerd en opgegraven.
Op de gekende cartografisch bronnen is de Oever, na het dempen van de inham op de rechteroever van de Schelde, steeds een open plein/ruimte geweest en gaat men ervan uit dat de rooilijn van de Oever steeds dezelfde was tot op vandaag. Dit is zichtbaar op meerdere historische kaarten vanaf 1560. De Oever blijft vanuit historisch-archivalisch standpunt nog een groot vraagteken.
De aangetroffen sporen bestonden uit muurresten, opeen liggende lagen en enkele kuilen. De muurresten zijn qua gebruikte bakstenen - steeds werden dezelfde soort en grootte van bakstenen gebruikt - opbouw, mortel en het verloop terug te brengen tot één gebouw. Al deze muurresten doorsnijden de stortlagen die in westelijke richting aflopen. Op het plein de Oever stond voor zover we weten slechts éénmaal een gebouw. Op een kaart van Aitzing, gepubliceerd door Dejardin in 1585, staat dit gebouw afgebeeld waarvan we vermoeden dat dit het gebouw is waartoe de aangetroffen muurresten behoren. Verder informatie over dit gebouw is er momenteel echter niet.
De aangetroffen lagen en vullingspakketten van vermoedelijk een oude depressie en de inham aan de rechteroever van de Schelde en de opvullingslagen van een paar kuilen, bevatten talrijke aardewerk vondsten die voornamelijk te dateren zijn tussen 1325 en 1400. Het aanwezige aardewerk is duidelijk productieafval van pottenbakkersateliers die in opgravingen uit 1987 en 2004 werden aangetroffen te westen van Oever, langsheen de Korte Ridderstraat. Ook de aanwezigheid van ovenafval wijst in die richting. De aanwezigheid van kleirollen suggereert dat dit aardewerk vervaardigd werd in een oven van het staande of verticale type, een oventype dat vanaf de 13de eeuw opnieuw in gebruik kwam in onze regio’s. Vergelijkend onderzoek met de vondsten van de pottenbakkersateliers aan de Korte Ridderstraat zal hierover meer duidelijkheid kunnen brengen. Dit is momenteel echter nog niet mogelijk omdat deze vondsten nog niet bestudeerd en gepubliceerd zijn. Het beperkte ensemble uit Antwerpen-Oever maakt echter duidelijk dat het onderzoekspotentieel heel hoog is en dat de uitwerking ervan grote kenniswinst in zich draagt.
Er zijn slechts een paar metaalvondsten gedaan tijdens het onderzoek. Zij geven geen bijkomende informatie.
De enigste opvallende vondst bij het dierlijk bot is een hoornpit van een geit, een dier dat in middeleeuwse en postmiddeleeuwse sites doorgaans geheel ontbreekt in het consumptieafval. De andere bot- en visresten hebben een gering potentieel van kenniswinst en zijn niet verder bestudeerd.
In totaal zijn er twaalf monsters gecontroleerd op de aanwezigheid van zaden en vruchten. Deze bevatten slechts weinig botanische resten. De meeste zijn daarenboven onverkoold. Het gaat vooral om consumptieresten en resten van wilde planten die met menselijke activiteit kunnen in verband worden gebracht. Er kunnen geen verdere wetenschappelijk verantwoorde conclusies getrokken worden uit dit vondstensemble.
Auteurs: Vynckier, Geert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vynckier G. 2023: Oever 5 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/426318 (geraadpleegd op ).
Auteurs: Cousserier, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Cousserier K. 2017: Oever 5 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/349828 (geraadpleegd op ).