Sint-Baafskathedraal, voormalige Sint-Jansparochiekerk en collegiale Sint-Baafskerk. 942 is de eerste vaste vermelding van de kerk, namelijk de inwijding onder het patroonschap van Sint-Jan de Doper. Hier begint dus de parochiale periode waarbij de Sint-Jansparochie het hele stadsgebied binnen de Leie- en Scheldebocht in beslag nam, pas later werden de parochies van Sint-Jacobs en Sint-Niklaas eraan ontnomen. In 1540 werd door toedoen van Keizer Karel het sinds kort ingevoerde kapittel van de Sint-Baafsabdij overgebracht naar de Sint-Janskerk, de abdij afgeschaft en de Sint-Janskerk tot Sint-Baafs collegiale omgedoopt. Met de vestiging van het bisdom in 1559-61 werd ze Sint-Baafskathedraal.
De diepere bodemsequentie bevat afzettingen en paleobodems uit het laatglaciaal en vroegholoceen.
Op de huidige site situeert het vroegmiddeleeuws aardewerk zich voornamelijk aan noordzijde van het huidige kerkgebouw. Verhoudingsgewijs gaat het om een zeer beperkt percentage binnen het algemene aardewerkensemble. Er werden nagenoeg geen contexten vastgesteld, waar het Merovingisch of Karolingisch aardewerk met zekerheid in situ voorkomt. Desondanks impliceert de aanwezigheid van dit aardewerk dat er sprake is van bewoning/activiteiten op of in de onmiddellijke omgeving van het opgravingsgebied. Sommige pakketten, waarin vroegmiddeleeuws aardewerk voorkomt, vertonen op vlak van kleur en textuur overeenkomsten met de akkerlagen van de Nederpolder. Er zijn echter onvoldoende argumenten om een vroegmiddeleeuwse cultuurlaag te situeren ter hoogte van het projectgebied.
Sporen van de verschillende fasen van het stadswordingsproces zijn op de huidige site vertegenwoordigd. Een relatief beperkt aantal contexten kon op basis van radiokoolstofdatering en/of vondstmateriaal gedateerd worden in de 10de eeuw. Deze contexten, die zowel aan noord- als zuidzijde van het huidig kerkgebouw voorkomen, maakten deel uit van het portusareaal. Deze sporen behoren tot dezelfde chronologische fase als de vroegste Sint-Janskerk, die in de geschreven bronnen voor het eerst in de 10de eeuw vermeld wordt. Wat de volle middeleeuwen (10de-12de eeuw) betreft, is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de zone ten zuiden en ten noorden van het hoogkoor. In de zuidelijke werkputten werden relatief weinig kuilen of andere sporen uit de volle middeleeuwen aangetroffen. Mogelijk is dit beeld vertekend door de aanleg van de grafkuilen, die behoren tot het meervoudig graftype 2. Het voorkomen van aardewerk uit de volle middeleeuwen in de vulling van deze grafkuilen toont aan dat men bij de aanleg of de dichting van deze massagraven sporen uit de volle middeleeuwen verstoord heeft. In elk geval wijzen de dateringen van de graven aan zuidelijke zijde van het huidige kerkgebouw erop dat minstens delen van deze zone in deze periode deel
uitmaakten van het kerkhofareaal. Binnen dit onderzoek kon niet bepaald worden of deze kuilen aangelegd werden vóór de oprichting van het kerkhof of werden aangelegd binnen het reeds ingerichte kerkhofareaal. De zone ten noorden van het hoogkoor wordt pas vanaf het laatste kwart van de 13de eeuw ingericht als begraafplaats. In deze zone zijn er geen aanwijzingen voor ruimingen/verstoringen van graven uit de volle middeleeuwen of ouder. Het archeologisch onderzoek bracht wel verschillende kuilen uit de volle
middeleeuwen aan het licht. De aard van de activiteiten kan moeilijk gedefinieerd worden. Eén kuil is mogelijk als een grote zandwinningszuil te interpreteren. Alle kuilen werden na hun aanleg zeer snel gedempt en dit met huishoudelijk afval.
Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd in en rond de voormalige Sint-Janskerk, die in 1540 omgevormd werd tot een collegiale kerk en in 1559 -na de oprichting van het Bisdom Gent- verheven werd tot Sint-Baafskathedraal. Dit monumentale gebouw dat het centrum van de stad Gent nog steeds domineert, is het resultaat van een eeuwenlange bouwontwikkeling. Dit maakt het onderzoek zeer complex én boeiend tegelijkertijd.
Tijdens het huidig onderzoek kwamen geen resten van de vroegste Sint-Janskerk (10de eeuw) kerk aan het licht. Wel kwamen sporen aan het licht die wellicht gelijktijdig zijn met de vroegste Sint-Janskerk, zoals eerder vermeld.
In de 12de eeuw werd centraal binnen het oudste portusareaal een nieuwe kerk in Doornikse kalksteen gebouwd. Dankzij het onderzoek van F. De Smidt kon een gedetailleerde reconstructie gemaakt worden van dit gebouw, dat met de algemene term ‘romaanse kerk’ aangeduid wordt. Het betreft een basilicaal gebouw met driebeukige benedenkerk, een weinig uitspringend transept en een dubbel koorgedeelte. De centrale vieringtoren werd aan oostzijde geflankeerd door twee traptorens. Er zijn heel wat aanwijzingen dat het nieuwe kerkgebouw opgevat én uitgevoerd werd als één concept. Dit getuigt van een sterke visie, wat in de 12de eeuw uniek was. De aanleg van een benedenkoor of crypte is in de 11de en 12de eeuw vrijwel steeds gekoppeld aan een speciale heiligenverering, waarvoor een kapittel of kloostergemeenschap instond. De ruime ‘crypte’ van Sint-Jan was zeker geschikt voor dergelijke vereringen, bedevaarten en processies. Alleen is hierover (voorlopig) niets bekend voor de Sint-Janskerk.
Auteurs: Vanhoutte, Sofie; Nachtergaele, Kenneth
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Naast de oude en recente grafkelders werd in de meest oostelijke put zicht verkregen op begravingen in houten grafkisten. Op een diepte van 40cm kwam een eerste restant van een weliswaar sterk verstoorde begraving aan het licht. Een tweede beter bewaarde en intacte begraving kwam in dezelfde put aan het licht op -85cm. Beiden waren met het hoofd in het westen begraven. Een specifieke datering voor deze begravingen kon niet achterhaald worden. Ze bevinden zich in de koorommegang van de gotische crypte, die gebouwd werd in op het einde van de 13de- begin van de 14de eeuw. Het skelet dat slechts op een diepte van 40cm aan het licht kwam, zal vermoedelijk begraven zijn geworden na een verhoging van de cryptevloer. Vóór 1959 bevond het vloerniveau in de crypte zich ongeveer 25cm hoger.
Beschrijving:
Belangrijk was om tijdens dit vooronderzoek ook zicht te krijgen op de diepte en de constructie van de grafkelders van de eind 17de eeuwse bisschoppen. Vanaf een diepte van -
25cm kwamen de vermoedelijke originele grafkelders aan het licht. Het vermoeden van een potentiële grafkelder in de zone die via het radaronderzoek aangegeven werd bevestigd. Het gaat om minstens twee grafkelders die in 1959 op initiatief van toenmalig hulpbisschop Leo De Kesel in de crypte gebouwd werden. Slechts op -16cm diepte kwamen de betonnen dekplaten van deze grafkelders tevoorschijn.
Beschrijving:
Het archeologische vooronderzoek in de crypte van de Sint-Baafskathedraal bracht reeds op -16cm diepte enkele muurstructuren in doornikse kalksteen aan het licht. Vermoedelijk vallen deze te linken met funderingen en kettingmuren van de 12de-eeuwse romaanse crypte.
Beschrijving:
De meeste vondsten werden gedaan in de verstoorde lagen tussen de muur -en grafkelderstructuren, wel allemaal in de zone van de crypte. Het gaat om tegelfragmenten, aardewerk en ook enkele metaalvondsten (waaronder enkele laatmiddeleeuwse muntjes). late tot post-middeleeuwen
Is deel van
Historische stadskern van Gent
Omvat
Sint-Baafskathedraal
Is gerelateerd aan
Vooronderzoek Gent Sint-Baafskathedraal
Is gerelateerd aan
Vooronderzoek Gent Sint-Baafskathedraal II (Crypte)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Baafskathedraal [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/218016 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.