Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden in totaal 61 archeologische sporen geregistreerd: 1 bomkrater, 3 greppelsegmenten en 57 natuurlijke sporen.
De bodemopbouw in het onderzoeksgebied kan algemeen als volgt beschreven worden: de vastgestelde horizontsequentie was algemeen A(p)-B-C. In alle profielen werd een donkergrijze teelaarde of A(p) -horizont vastgesteld die ca. 30cm dik is. Onder de teelaarde bevindt zich een textuur B-horizont die zich kenmerkt met een bruine kleur en een zandleem textuur. De textuur B-horizont is gemiddeld genomen 30cm dik. Vooral in het centrale deel van het plangebied is deze het dikste, naar de randen van het terrein neemt deze af en werd hij deels opgenomen in de teelaarde. Onder de textuur B-horizont bevindt zich de C-horizont die zich kenmerkt met een geel tot licht bruinige roestige kleur. Gemiddeld genomen bevindt de C-horizont zich op ca. 65cm diepte onder het huidige maaiveldniveau. De waarnemingen op het terrein tonen duidelijk aan
dat het plangebied vooral gekenmerkt wordt als een Lca-bodem, zoals ook aangegeven wordt op de bodemkaart voor het grootste deel van het terrein.
- Cirkelvormige bomkrater, met enkele ijzeren brokstukken, fragmenten van de obus; krater met diameter van ca. 1 m; vermoedelijk door Brits geschut in WO I

drie greppelsegmenten, zeer ondiep, ca. 50 cm breed, van subrecente oorsprong, verband houdend met indeling van het gebied in percelen

Twee fragmenten grijs aardewerk gevonden tijdens het proefsleuvenonderzoek als losse vondsten in het noordwesten van het terrein

loden pistoletkogel uit 17de tot midden 19de eeuw, gevonden met metaaldetector op de zandbergjes van sleuf 2