De proefputten wijzen op een geleidelijke ophoging van de ruimte, o.a. met een geruimd kerkhofpakket. Binnen de ophoging zijn verschillende sporen aangetroffen, die wijzen op vloerniveau(s).
In proefput 1 en 2 werd het vermoedelijk origineel vloerniveau aangesneden. In beide profielen was een groene vlijlaag met bovenliggende kalkmortelconcentratie terug te vinden. Deze bevonden zich op dezelfde hoogte als de dorpel van het westportaal. Op hetzelfde niveau werd in put 1 tegen de zuidelijke muur een verbrande lens aangetroffen.
In proefput 1 werden op de maximale uitgravingsdiepte (4,88m TAW) de restanten aangetroffen van een vloerniveau. Dit komt overeen met het huidige laagste vloerniveau ter hoogte van het westportaal. Ook hier werden brandsporen aangetroffen. Deze vloer lag lager dan de originele dorpel (5,05m TAW). Zowel tegen de noordelijke als de zuidelijke torenmuur werd verlopend metselwerk, opgebouwd uit Artesische kalksteen (S4) aangetroffen, welke duidelijk los stond van de torenmuur. In proefput 3 werd een vierkante bakstenen constructie aangetroffen, welke aan de noordzijde voorzien
was van een opening gevormd door een boogconstructie. Opvallend zijn de brandsporen op de bovenste laag bakstenen. Ook hier blijft de functie nog ongekend.
Uit het muurarcheologisch onderzoek blijkt er geen aanwijzing voor een doorgang naar de traptoren.