is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 5256
Deze aanduiding is geldig sinds
Er werd een prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd door middel van sleuven, putten, kijkvensters en een metaaldetector naar aanleiding van de verkaveling van het plangebied. Bij de bouw van woningen en de daarmee samenhangende bodem verstorende werkzaamheden bestaat er een reële kans dat het aanwezige bodemarchief wordt vergraven. Een uitloper van het noordoostelijk grafveld, munten en aardewerkfragmenten uit de 4de eeuw zijn er bekend.
Verspreid over de acht werkputten werden in totaal achttien sporen aangetroffen. Deze sporen werden aangetroffen in de werkputten 1, 4, 5 en 7 tot 8. De andere werkputten waren volledig leeg. De aangetroffen sporen bestaan uit kuilen en paalkuilen.
Sporen:
De andere sporen, naast twee natuurlijke (werkput 5), zijn van eerder recente oorsprong, men kan ze vermoedelijk plaatsen in de nieuwe-nieuwste tijd.
In enkele van de werkputten werden kleine kuilen aangetroffen met een donkere vulling, bestaande uit baksteenpuin en mortel (werkput 4 en 1 (ook kleine brokken grijze mortel en/of (recent) metaal o.m. miniatuur metalen strijkbout). Op basis van hun aflijning in het vlak en in de coupe worden 4 sporen geïnterpreteerd als paalkuilen. In twee van deze sporen werd intrusief (verspitting/bioturbatie) aardewerk aangetroffen. Bij het verplaatsen over het terrein werd duidelijk dat zich in de bouwvoor vrij veel aardewerk bevond, waaronder scherven uit de Romeinse tijd, roodbakkend en
grijsbakkend aardewerk, steengoed en recent aardewerk.
De andere sporen in werkput 7 aangetroffen, zijn waarschijnlijk een restant van de grijsbruine laag met houtskool en baksteenspikkels gelegen tussen de bouwvoor en de Bt-horizont. Het vlak was plaatselijk donker verkleurd en bovengenoemde spikkels waren aanwezig, doch er kon geen duidelijke aflijning worden vastgesteld. In werkput 5 werd het grootst aantal sporen aangetroffen, waarvan één met een losse heterogene vulling en waarbij de grootte van de kuil kan wijzen op dat een leemwinningskuil of een meer recente afvalkuil. Twee andere sporen vertonen er overeenkomsten mee, maar zijn wel kleiner. Het grootste spoor, een vage kuil, werd gecoupeerd en de vulling is gelijkaardig aan de voormelde grijsbruine laag (idem werkput 7).
Vondsten:
Tijdens het onderzoek werden verspreid over het terrein in totaal zes vondsten ingezameld, waarvan 3 uit een spoor en 3 in de Bt-horizont (bioturbatielaag). Twee materiaalcategorieën zijn hierbij vertegenwoordigd. Vijf contexten bevatten aardewerk en één context bevat een metalen voorwerp. Vier van de vondsten werd aangetroffen bij het aanleggen van het vlak. Twee vondsten werden uit een coupe ingezameld en kunnen dus toegewezen worden aan specifieke sporen.
In werkput 1 werd een miniatuur ijzeren strijkbout (kinderspeelgoed, 15de-begin 20ste eeuw) aangetroffen. Vijf vondstcontexten bevatten telkens één fragment aardewerk, met als verschillende categorieën rood- en witbakkend aardewerk (vnl. vanaf Late Middeleeuwen).
Auteurs: Carlier, Eleonore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)