is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12360
Deze aanduiding is geldig sinds
Het vooronderzoek leverde sporen op van laatmiddeleeuwse bewoning met een poel, greppel, kuilen en kuilen met pottenbakkersafval. Daarnaast werd een 18de-eeuwse beerput, een recente bakstenen waterput, kuilen en een pijler aangetroffen.
Bij de opgraving werden in totaal 203 spoornummers uitgedeeld.
Globaal kan gesteld worden dat de oudste fase in de 12e-13e eeuw kan gedateerd worden. Deze omvat een vermoedelijke prestedelijke versterkingsgracht. In de loop van de 13e eeuw werd deze gracht gedempt, waarna op het achtererf van de nieuwe percelen vooral leemwinning plaats vond.
Het gros van de aangetroffen sporen kan in de tweede helft van de 15e eeuw gedateerd worden. In deze periode vestigde zich in het westelijk deel van het plangebied een pottenbakker die hier een enorme productie had. Uit de historische bronnen is tevens ook geweten dat Lodewijc De Meestere hier in 1450 gevestigd was als pottenbakker. De vele misbaksels belandden in verschillende pottenbakkersafvalkuilen. Van de pottenbakkersovens zelf werden de resten van twee ovens herkend, maar deze waren sterk verstoord geworden door jongere bodemingrepen. Deze productie en het hele atelier leverde een belangrijke kenniswinst op voor het beter verstaan van de aardewerkproductie in middeleeuws Vlaanderen in deze periode. Het gaat ook tevens om het eerste pottenbakkersatelier uit de 15e eeuw dat in Vlaanderen opgegraven kon worden.
In de 16e eeuw werd in het zuiden van het plangebied kortstondig een deel van de stadsversterking van Ronse uitgegraven. Deze gracht werd al snel na de aanleg weer voor het grootste deel gedempt. worden.
In het oostelijk deel van het plangebied werd in de 17e eeuw een baksteenoven opgericht. Deze oven was nog zeer goed bewaard. Vermoedelijk werd deze oven opgericht om bakstenen te voorzien voor de bouw van een constructie in de onmiddellijke nabijheid.
Verdere sporen uit de 17e -18e eeuw zijn eerder schaars. Er werd wel een 18e -eeuwse beerput aangetroffen die een vrij rijke inhoud had. De meeste baksteenresten zijn tussen de 18e en de 20e eeuw te dateren.
Bij de aanleg van een vlak werd een kleine muntschat aangetroffen. De muntschat bestond uit 47 munten, waarvan het gros in situ aangetroffen werd. Enkele munten werden door middel van metaaldetectie aangetroffen in de omliggende storthopen. Het gaat hierbij om zilveren en één gouden munt die allen in de 19e eeuw kunnen gedateerd worden.
Auteurs: Vanderhoeven, Alain
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Sporen van een laatmiddeleeuwse aetisanale zone met een poel, een greppel, kuilen, puinkuilen en kuilen met pottenbakkersafval (misbaksels van grijs en rood aardewerk).
Beschrijving:
Bakstenen beerput. De vulling is bemonsterd en bevat een groete hoeveelheid huisraad.
Beschrijving:
Bakstenen waterput, kuilen en een pijler.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Grote Markt [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/220884 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.