omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 7603
Deze aanduiding is geldig sinds
Tijdens het archeologisch vooronderzoek werden enkele archeologisch relevante sporen aangetroffen: allicht vormen de grachten die werden waargenomen één structuur en dienen ze in een militaire context bekeken te worden. Na het in onbruik raken werd de gracht gedempt en werd het terrein opgehoogd met grond afkomstig uit de binnenstad voor de aanleg van een aarden wal. Deze laatste bevindt zich tot meer dan 2 m boven het originele niveau. Dat de ophoging en het graven van de gracht in twee fases plaatsvond, wordt duidelijk doordat de gracht afgedekt is door een lichtgrijs tot blauwe band die over de gehele lengte van de ophoging kon waargenomen worden. De opgebrachte grond bevatte materiaal dat gedateerd kan worden in de laatmiddeleeuwse tot vroeg post-middeleeuwse periode (14de-16de eeuw). Mogelijk betreffen zowel de aangetroffen grachten als aarden wal een onderdeel van de stedelijke verdedigingswerken.
Tijdens de archeologische opgraving werden de interpretaties van het vooronderzoek bijgesteld: het vlakdekkend onderzoek in de zuidoostelijke zone beperkte zich tot de aanleg van een profielsleuf (hier werd immers een behoud in situ voorgesteld naar aanleiding van de inrichting van een groenzone). Hierdoor is de datawinst te beperkt om het vermeende militair karakter van de sporen (ophogingslagen en aanzet van een grachtstructuur) te kunnen bevestigen. De grachtvulling strekt zich overigens uit in zuidelijke richting, buiten de contouren van het projectgebied. Om die reden is slechts een zeer beperkte aanzet van dit spoor in de wand van de profielsleuf waargenomen en geregistreerd.
Het volledige vondstassemblage uit de ophogingslagen (aardewerk en metalen voorwerpen) kan ruim worden gedateerd in de periode vanaf de late middeleeuwen t.e.m. de nieuwe tijd (14de - 17de eeuw). De vulling van de aanzet van de grachtstructuur heeft geen artefacten opgeleverd. Wellicht dateert de grachtstructuur eveneens uit de late middeleeuwen of de Nieuwe Tijd.
Tot de oudste sporen binnen de contouren van het projectgebied behoren de resten van een boomvalkuil en een greppelsegment uit de Romeinse (?) periode. Eén kuil bevatte aardewerkfragmenten van Rijnlandse en Maaslandse productiecentra en kan op basis daarvan worden gedateerd in de volle middeleeuwen.
Het meest opvallende spoorcomplex dateert uit de late middeleeuwen en behoort tot een pottenbakkersatelier. Het pottenbakkersatelier situeerde zich op het kruispunt van twee (laat)middeleeuwse handelswegen, langs de oostelijke rand van de tweede stadsomwalling uit de 14de eeuw. Gelet op de locatie van de site langs de rand van de tweede stadsomwalling kan het jaar 1330 (start van de bouw van de tweede omwalling) als terminus post quem worden gehanteerd voor de datering van het atelier. De vindplaats bevindt zich op een afstand van ca. 450 m t.o.v. de eerste omwalling uit de 12de eeuw.
Kuilen met een structuurloze spreiding, muurwerk (baksteen), een krenggraf van een varken en recente verstoringen vormen de resten van de historische bewoning langs de Ossenwegstraat in de periode vanaf de 17de eeuw tot en met de 20ste eeuw.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARCHEBO bvba
Beschrijving:
De restanten van de pottenbakkersoven bestaan uit een ondiep bewaarde stookkuil en fragmentair bewaarde resten van de bakruimte (ovenvloer). In situ bewaarde delen van de bakruimte en de koepel waren niet meer aanwezig, maar resten hiervan waren in samenhang met een grote hoeveelheid aardewerkfragmenten weliswaar (deels) in een verrommelde toestand bewaard gebleven op een hoger niveau (in de bovengrond).
Het volledige assemblage bestaat uit (misbaksels van) rood (geglazuurd) aardewerk, afkomstig van verschillende vormen uit de late middeleeuwen (14de/15de eeuw), weliswaar met een duidelijke dominantie van kannen/kruiken met een korte, schuin naar binnen gerichte rand met spitse top en een uitgesproken doorn op de overgang naar de cilindervormige hals. Andere vormen zoals voorraad- en kookpotten zijn frequent geassocieerd met manchetranden, wat een materiële reminiscentie kan zijn geweest van de voormalige succesvolle aardewerktraditie uit het Maasland. Het gaat om relatief sterk gefragmenteerd materiaal zonder archeologisch complete stukken.
Beschrijving:
Verspreid over het opgravingsareaal zijn er structuren (muurwerk in baksteen) en geïsoleerde bodemsporen aangetroffen. Op basis van het hiermee geassocieerd vondstmateriaal worden deze archeologische resten gedateerd in de periode tussen de 17de eeuw en de 20ste eeuw.
Beschrijving:
Tijdens de aanleg van werkput 2 werden onder meer een rekenpenning, muntstuk van Jan van Beieren ( 1374-1425), een beslagstuk in de vorm van een angelgatbeschermer, voet van een grape in koperlegering, twee afgevuurde musket/pistoletkogels en twee loodfragmenten afkomstig van loodglasramen aangetroffen. Alle vondsten kunnen als laat- tot vroeg postmiddeleeuws gedateerd worden.
Tijdens de aanleg van de dwarssleuf (WP 3) werden onder meer een muntstuk van Everhard van der Marck (r. 1505-1538), een musketkogel, loodprop en lood uit een loodglasraam aangetroffen. Ook in dit geval lijken de vondsten laat- tot vroeg post-middeleeuws te zijn.
Tijdens de opgraving bleek dat dit geen wallen zijn maar wel antropogeen aangevoerd materiaal, bestaande uit sediment met archeologica. Er werd wel de aanzet tot een grachtenstructuur gevonden.
Is deel van
Historische stadskern van Zoutleeuw
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ossenwegstraat Rondpunt [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/222058 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.