Bij rioleringswerken in de E. Van Evenstraat en Monnikenstraat werd de fundering van de 19de-eeuwse omheiningsmuur van het minderbroedersklooster aangetroffen. Tijdens de verdere rioleringswerken kwam de stadsarcheoloog steeds ter plaatse als er weer een nieuw stuk van de muur werd aangetroffen. Een behoud in situ van de muur werd in de E. Van Evenstraat zo goed mogelijk uitgevoerd. Omwille van stabiliteitsredenen werd de muur op sommige plaatsen afgetopt. Op andere plaatsen werd hij doorbroken voor huisaansluitingen. Op sommige locaties werd de riolering juist langs de muur aangelegd, waardoor de uitsprong in de fundering geraakt werd. De aangetroffen kelder werd, na verwijdering van het tongewelf en registratie, aangevuld met stabiliserend zand. In de Monnikenstraat kon de muur niet bewaard blijven. De muur zat juist op het tracé van de te plaatsen stabiliserende palenwand en kon slechts summier geregistreerd worden en diende verwijderd te worden.