De kerkfunderingen kunnen op basis van het materiaal (witte zandsteen en kalkzandmortel) en historische gegevens gedateerd worden in de nieuwe tijd. S6, wat vermoedelijk een tijdelijk vloer- of werkniveau betreft, gaat naar alle waarschijnlijkheid terug tot de bouw van de kerk (ca. 1775). S20, de natuurstenen vloer onder de recente vinyltegels, betreft vermoedelijk een eerste vloerniveau van toen de kerk effectief in gebruik werd genomen (eind 18de eeuw).
Enkele kistversieringen konden aan de hand van gelijkaardige vondsten op andere sites gedateerd worden tussen de 2de helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Daar stonden ze ook in verband met de kistbegravingen specifiek. Het losse aardewerk dat werd aangetroffen tijdens de aanleg van het vlak sluit ook aan bij deze datering in de nieuwste tijd. Ondanks het feit dat er enkel menselijk bot werd gevonden dat zich niet meer in primaire context bevond, kan er aan de hand van de vondsten wel gesteld worden dat er wel begraven werd op dit kerkhof, echter was de beperkte onderzochte zone reeds vrij intensief verstoord door eerdere nutsleidingen. Binnen het kader van dit onderzoek konden, zoals het bureauonderzoek al deed vermoeden, geen begravingen binnen de kerk worden aangetoond. De historische gegevens die aangeven dat er na WO I herstellingswerken gebeurden aan het dak en de toren van de kerk, kunnen bijgestaan worden door de leisteenkuil (S17) die werd aangetroffen in het vlak. Alle vondsten en sporen die aan het licht kwamen tijdens het onderzoek kunnen dus gesitueerd worden in de nieuwe en nieuwste tijden. In contrast met de verwachtingen uit het bureauonderzoek voor de toelatingsaanvraag, werden er geen Romeinse sporen waargenomen.