waarneming

Pastorijstraat

archeologisch element
ID
224623
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/224623

Juridische gevolgen

  • is deel van de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 3923
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

In opdracht van de gemeente Lummen heeft Vlaams Erfgoed Centrum bvba een archeologische opgraving uitgevoerd voor het plangebied Meldert Pastorijstraat. Op basis van de archeologische prospectie werden hier sporen uit de metaaltijden en Middeleeuwen verwacht. Deze verwachting is grotendeels bevestigd tijdens de opgraving. In tegenstelling tot het noordelijker gelegen opgravingsterrein (ter hoogte van het woonzorgcentrum) zijn bij de huidige opgraving veel meer sporen en structuren uit de IJzertijd aangetroffen. Het aantal sporen uit de Volle Middeleeuwen beperkt zich tot enkele waterputten en greppels. De sporen uit de IJzertijd behoren tot een groot aantal spiekers en diverse kuilen. De structuren maakten deel uit van een randzone van een nederzetting uit de Midden-IJzertijd.

In de Volle Middeleeuwen wordt het huidige onderzoeksterrein opnieuw in gebruik genomen. Uit deze periode dateren vier waterputten en diverse greppels.

In de Middeleeuwen was het landschap nabij de nederzetting vrij open. In de omgeving kwamen akkers en graslanden voor.

De sporen kunnen worden toegewezen aan meerdere perioden: de IJzertijd, de Volle Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Op basis van de sporen en dateringen zijn verschillende structuren gereconstrueerd.

Uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd dateren waterputten en greppels. Ook een gebouwplattegrond en een kuil kunnen aan deze periodes toegewezen worden. De waterputten zijn in de periode 1125 tot 1200 te plaatsen en de waterkuil in de periode 1300-1500. Ook enkele greppels zijn vermoedelijk in laatstgenoemde periode te plaatsen.


Auteurs: Hazen, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Ijzertijd sporen

Datering: middenijzertijd, vroege ijzertijd
Typologie: afvalkuilen, ambachtelijke objecten, depressies, erven, funeraire, rituele en religieuze objecten, gebouwen en structuren, gebouwplattegronden, graanakkers, greppels, indicaties voor steenbewerking, kuilen, landelijke heiligdommen, nederzettingen, paalkuilen, paalsporen, vaatwerk, versieringsonderdelen van voorwerpen, vierpostenspijkers, vondstenconcentraties, waterputten, werktuigen, zespostenspijkers
Materiaal: aardewerk, grijs aardewerk, kwarts, kwartszandsteen, metaal, natuursteen, plantaardig materiaal, steen en mineraal, uitvloeiingsgesteente, vuursteen, zandsteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Verspreid over het opgravingsterrein zijn sporen en structuren uit de IJzertijd opgetekend. De gebouwplattegronden zijn vooral in het centrale en oostelijke deel terug te vinden. Het valt zeker niet uit te sluiten dat er ook gebouwen in het westelijk deel aanwezig waren, aangezien ook hier diverse paalsporen zijn gevonden. De sporen uit de IJzertijd zijn hier grotendeels vergraven bij de aanleg van greppels en waterputten in de Middeleeuwen. Diverse kuilen wijzen echter wel op een intensief gebruik van deze zone.
Verspreid binnen het plangebied werden in totaal twaalf spiekers herkend, daterend uit de ijzertijd. Spiekers zijn eenvoudige kleine structuren die een opslagfunctie hadden. Waarschijnlijk werd de oogst in spiekers opgeslagen.
Het aardewerk dateert uit de Midden-IJzertijd. Tijdens het archeologische onderzoek te Lummen-Pastorijstraat zijn 868 fragmenten van handgevormd aardewerk aan het licht gekomen. Voor zover duidelijk zijn het telkens fragmenten van vaatwerk.
De hoeveelheid versierde keramiek blijft beperkt tot ca. 3,4% (11x).
Samengevat kan het keramische complex tot de Midden IJzertijd worden gerekend, waarbij de gedachten eerst en vooral naar de vroegste fase daarvan uitgaan.
De grote hoeveelheid lijkt er niet op te wijzen dat het aardewerk toevallig in de sporen is geraakt. Het is echter ook mogelijk dat het als afvaldump is gebruikt. Dit valt dan eerder op basis van de incomplete staat van het vaatwerk te suggereren.
Er werden in totaal elf kuilen als structuur aangemerkt.
De structuren maakten dus deel uit van een randzone van een nederzetting uit de Midden-IJzertijd.
Vermoedelijk vonden hier ook diverse ambachtelijke activiteiten plaats en was het niet slechts een opslaglocatie voor de oogst.
Door het ontbreken van hoofdgebouwen is de vindplaats uit de ijzertijd moeilijk te vergelijken met andere sites.

Kuilenconcentratie en aardewerk (Nieuwe Tijd)

Datering: 19de eeuw, nieuwe tijd, vierde kwart 15de eeuw
Typologie: greppels, kuilen
Materiaal: aardewerk, natuursteen, plantaardig materiaal, steengoed
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Centraal in het plangebied werd een grote concentratie kuilen aangetroffen. De sporen zijn gelegen tussen enkele van de spiekers. De kuilen zijn in het vlak rond tot rechthoekig van vorm met een diameter of grootste lengte van 60 tot 80cm. De sporen hebben in de coupe een komvorm en gevarieerde dieptes tot maximum 20cm. De opvulling van de sporen is overwegend grijsbruin en sterk gevlekt. De aflijning van de sporen in de coupe is heel vaag. Dit doet een middeleeuwse datering of ouder vermoeden. Echter, ze oversnijden greppels die uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd dateren. Daarmee zijn de sporen op zijn vroegst in de Nieuwe tijd te dateren.
De concentratie kan in twee zones verdeeld worden met een eerder verspreide groep kuilen en een groep geconcentreerd in een rechthoekige vorm. In de eerste groep is geen lijn te ontdekken, de tweede groep lijkt wel een structuur te vormen met afmetingen van circa 19m op 8m. Maar de sporen liggen te onregelmatig voor een structuur, die uit de Nieuwe tijd moet dateren. Daarnaast is een interpretatie als paalkuilen van een forse constructie niet waarschijnlijk, vanwege de komvorm en de geringe diepte. Aangezien er in de directe nabijheid een vondstlaag uit de IJzertijd bewaard is gebleven, is het niet waarschijnlijk dat het sporenvlak hier sterk geërodeerd is.
De aard van de kuilen is echter moeilijk te achterhalen. Wellicht kunnen de sporen als plantkuilen worden geïnterpreteerd. Dit zou mede kunnen verklaren waarom de sporen een vage aflijning hebben. De sporen zijn na de aanplant sterk doorworteld geraakt.
De scherven, die dateren uit de Nieuwe tijd, zijn vervaardigd van roodbakkend aardewerk en steengoed. Binnen het vormenspectrum van roodbakkend aardewerk is een wandfragment van een vergiet aanwezig. Van het andere fragment kon de algehele vorm niet achterhaald worden. Van steengoed zijn diverse potten aanwezig, maar een verdere onderverdeling is niet te maken. Het materiaal heeft een uiteenlopende datering, van de periode 1500-1700 tot en met de periode 1700-1900. Door het ontbreken van specifieke kenmerken kunnen deze dateringen niet verder worden verfijnd.
Er werd in de eerste greppel gedraaid aardewerk aangetroffen, te dateren in de Nieuwe tijd, tussen 1600 en 1700. Op basis van het vondstmateriaal is de derde greppel te dateren in de Nieuwe tijd. De zesde greppel bevat gedraaid en handgevormd aardewerk. Het gedraaide aardewerk dateert uit de Nieuwe tijd.

Late middeleeuwen

Datering: late middeleeuwen
Typologie: akkerlanden, bijgebouwen, erven, gebouwen en structuren, gebouwplattegronden, graanakkers, greppels, paalkuilen, paalsporen, perceelsgreppels, stallen, waterkuilen, weilanden, woningen
Materiaal: aardewerk, natuursteen, plantaardig materiaal
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Een spoor is als drenkkuil die dateert uit de periode 1300-1500 geïnterpreteerd. De waterkuil is gelegen in het zuidoosten van het plangebied en ligt niet ver van de gebouwplattegrond. Het spoor wordt oversneden door de greppel die ook de negende spieker uit de ijzertijd doorkruiste. Waarschijnlijk was de kuil gelegen aan de rand van een weidegebied.
Uit dezelfde periode dateren een waterkuil en waarschijnlijk een bijgebouw. Het materiaal uit de Late Middeleeuwen is afkomstig van twee contexten: de waterkuil en een paalspoor. Het gaat om een zestal scherven van roodbakkend aardewerk. Ze behoren toe aan een kom en een grape, maar een verdere onderverdeling in typologie is niet te maken. Zo verschijnt in de Late Middeleeuwen dus voor het eerst het lokale roodbakkend aardewerk. In andere delen van België zijn deze pottenbakkers reeds vanaf het einde van de Volle Middeleeuwen aanwezig, maar in het onderzoeksgebied komt het eerste roodbakkend aardewerk pas vanaf de 14de eeuw voor. Het aangetroffen roodbakkende aardewerk bij het ontbreken van specifieke kenmerken te dateren in de periode 1300/1350 – 1500.
Een greppel, mogelijk een erfgreppel, is te dateren in de Late Middeleeuwen.
Uit de periode 1300-1500 dateren een waterkuil en waarschijnlijk een bijgebouw. Beide structuren kunnen vermoedelijk geïnterpreteerd worden als voorzieningen voor het vee, dat in de weides nabij de Zwarte Beek graasde. Diverse greppels zijn terug te vinden op historische kaarten. In deze periode worden er in het plangebied geen nieuwe structuren meer opgericht. De vegetatie was in de periode 1300-1500 erg vergelijkbaar met die in de periode 1000-1300. Mogelijk was wel de akkerbouw in het gebied iets verder toegenomen.

Microckling (Mesolithicum)

Datering: mesolithicum
Typologie: losse vondsten, werktuigen
Materiaal: kwartsiet van Wommersom
Gebeurtenis:

Beschrijving:
microkling in Wommersomkwartsiet, intrusief in de vulling van een greppel

Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

Datering: middeleeuwen, nieuwe tijd
Typologie: greppels, kuilen
Materiaal: natuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
De vierde gevonden kuil is gelegen tegen de westelijke rand van het plangebied. Op basis van de vulling is het spoor in de Middeleeuwen of Nieuwe tijd te dateren.

Volmiddeleeuwse sporen en aardewerk

Datering: volle middeleeuwen
Typologie: akkerlanden, graanakkers, greppels, kuilen, waterputten, weilanden
Materiaal: aardewerk, ijzer, natuursteen, plantaardig materiaal, rood aardewerk
Gebeurtenis:

Beschrijving:
De vier waterputten van de huidige opgraving zijn allen gelegen aan de westelijke rand van het plangebied, in een zone met een concentratie aan greppels. De twee laatste worden oversneden door enkele van deze greppels. Drie van de waterputten zijn vlakbij elkaar gelegen, de laatste ligt iets verderop naar het zuiden. De waterputten hoefden hier ook niet zo diep uitgegraven te worden om het water te laten opwellen. De spoellaagjes onderin de diverse sporen tonen duidelijk aan dat er water in de kuilen heeft gestaan.
De fragmenten uit de volle Middeleeuwen bestaan uit witbakkend Maaslands aardewerk, Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk en vroeg roodbakkend aardewerk. Het grootste aandeel binnen het aardewerkspectrum uit de Volle Middeleeuwen wordt ingenomen door witbakkend Maaslands aardewerk.
Het volmiddeleeuws aardewerk is in zijn geheel in de periode tussen 1050 en 1300 te plaatsen. Op basis van de manchetranden kan het grootste deel van aardewerk uit de Volle Middeleeuwen waarschijnlijk in de periode 1125 – 1175/1200 geplaatst worden.
Op basis van het vondstmateriaal is de tweede greppel tussen 1125 en 1200 te dateren en de derde greppel in de Nieuwe tijd.
Van de verschillende graansoorten werd in elk geval rogge gegeten en vermoedelijk in de omgeving verbouwd. Deze graansoort was in de Middeleeuwen uitgegroeid tot de belangrijkste graansoort, mede doordat het geen veeleisend gewas is. De aangetroffen macroresten van lijnzaad wijzen op de lokale verwerking van dit gewas, en aannemelijk dat dit ook in de omgeving verbouwd werd. Zowel Europese hanenpoot als melganzenvoet komt voor op stikstofrijke grond in akkers. De aanwezigheid van deze soorten kan erop wijzen dat men gebruik maakte van bemesting.
In de Volle Middeleeuwen wordt het huidige onderzoeksterrein opnieuw in gebruik genomen.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pastorijstraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/224623 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.