is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15686
Deze aanduiding is geldig sinds
Binnen de contouren van het onderzoeksgebied zijn hoofdzakelijk archeologische resten uit de late bronstijd/ijzertijd aangetroffen, en in beperkte mate ook uit de volle middeleeuwen en late middeleeuwen/nieuwe Tijd.
Late bronstijd/ijzertijd
De vindplaats omvat een landelijke nederzetting uit de overgang late bronstijd/ijzertijd en uit de ijzertijd. Er konden twee bewoningsfases worden onderscheiden, bestaande uit 12 structuren (gebouwplattegronden). Het gaat om drie hoofdgebouwen, acht bijgebouwen of spiekers en een palenrij. De hoofdgebouwen situeren zich in de zuidelijke zone van het opgravingsterrein en betreffen een woonstalhuis met standgreppels en twee mogelijk tweebeukige woonhuizen met middenpijlers. De tweebeukige huisplattegronden oversnijden elkaar, wat mogelijk wijst op een herbouw of herstellingsfase. Het oudste gebouw (structuur 1) dateert uit de late bronstijd of vroege ijzertijd, terwijl structuren 11 en 12 wellicht dateren uit de late ijzertijd. Naast deze woon(stal)huizen zijn er ook plattegronden van acht bijgebouwen of spiekers vastgesteld. Deze situeren zich ten noorden van de hoofdgebouwen, in het centrale gedeelte van het opgravingsterrein. Enkel aan structuren 7 en 9 kon op basis van het vondstmateriaal een algemene datering in de ijzertijd toegeschreven worden. Door het gebrek aan vondstmateriaal is het moeilijk om de overige bijgebouwen en spiekers in een periode te plaatsen, maar de spoorvulling wijst eveneens op een datering in de ijzertijd. Ook de vullingen van een palenrij bevatten fragmenten van handgevormd aardewerk uit de ijzertijd. Clusters van ‘losse’ paalkuilen konden niet aan plattegronden worden toegewezen, maar het is niet uitgesloten dat het om restanten van tijdelijke kleinere constructies gaat. In de vullingen van enkele paalkuilen zijn vondsten aangetroffen. Het gaat om fragmenten van handgevormd aardewerk die slechts ruim in de ijzertijd gedateerd kunnen worden. Door het zeer beperkte vondstenmateriaal kan het overige sporenbestand niet worden gefaseerd. Zo wordt aangenomen dat de nederzetting bewoond was tijdens de volledige duur van de ijzertijd, om nadien voor enkele eeuwen verlaten te worden.
Een interessant aspect van de nederzetting is de aanwezigheid van brokken ijzeroer en ijzerzandsteen in een aantal kuilen. Dit kan wijzen op ijzerproductie.
Volle Middeleeuwen
Vanaf de volle middeleeuwen heeft er opnieuw kleinschalige activiteit plaatsgevonden. In de noordwestelijke hoek van het projectgebied is sprake van twee parallelle greppels, die op basis van het vondstmateriaal in de volle middeleeuwen gedateerd worden. Vermoedelijk hadden deze greppels een drainerende functie: ze lijken immers een beduidend natter stukje van het projectgebied af te bakenen. Ook de nabijgelegen paalkuilen S5 en S27 kunnen op basis van het vondstmateriaal in de volle middeleeuwen gedateerd worden. Op basis van gelijkaardige spoorvullingen lijkt het plausibel dat meerdere paalkuilen in deze noordelijke zone van het opgravingsterrein eveneens uit de volle middeleeuwse dateren.
Nieuwe Tijd
In de zuidelijke zone van het opgravingsterrein zijn er enkele sporen die op basis van het vondstmateriaal in de postmiddeleeuwse periode gedateerd kunnen worden. Het is echter moeilijk om deze te beschouwen als relicten van een nederzetting met woonplaatsen.
Bron: De Raymaeker A. & L. Van Brempt 2021: Archeo-rapport 499 Eindrapport: De archeologische opgraving aan de Stationsstraat te Ham, Tienen.
Auteurs: Martens, Marleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)