Uit het uitgevoerde muurwerk-archeologisch en archeologisch onderzoek is gebleken dat de donjon in eerste instantie een solitaire constructie betrof, waarvan op heden nog slechts de kelderverdieping en de ontvangst-/keukenruimte bewaard is gebleven. Dit betekent dat op een bepaald ogenblik de
voormalige woontoren zijn functie verloor en grotendeels werd afgebroken.
Aanwijzingen voor het ondersteunen van de theorie dat de bestaande constructie een restant zou zijn van een volmiddeleeuwse donjon/woontoren werden niet aangetroffen. Er werden geen aanwijzingen of vondsten aangetroffen die in verband te brengen zijn met een eventuele oudere voorganger. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van meerdere bouwlagen of nutsvoorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld latrines ontbreken eveneens. Gezien de aard van de zeer oppervlakkig aangelegde fundering lijkt de veronderstelling van meerdere bouwlagen dan ook niet verder
houdbaar. Mogelijk werd de constructie dan ook eerder opgetrokken in de loop van de 15de of 16de eeuw, als uiting van de adellijke status waartoe men behoorde. Wellicht was de toren oorspronkelijk nog voorzien van een slaapvertrek op de zolderverdieping boven het residentiele niveau. Van de oorspronkelijke toren bleven op heden de kelderverdieping en het eerste verdiep met zaal met (verdwenen) kruisribgewelf bewaard.
De nadruk bij deze woontorens lag voornamelijk op het wooncomfort en minder op militair gebruik. Ook voor de toren te Meise lag het accent hoofdzakelijk op het wooncomfort dan op het militaire aspect. Daarop wijzen de afwezigheid van militaire elementen zoals bijvoorbeeld schietgaten, een omringende gracht, de toch wel vrij dunne muren (rekening houdende met de toen artillerienormen van toen) en de aanwezigheid van de voormalige (kruis?)-vensters.
In een latere fase, loop 19de eeuw, worden duidelijk ingrijpende werkzaamheden uitgevoerd als gevolg van een functiewijziging met de inrichting van de ruimte als bakhuis. De trapkoker werd afgebroken en de bekomen opening werd overeenkomstig het overige muurwerk van de noordelijke gevel dichtgemetseld.
Zoals uit de verkenning van de schuur is gebleken zijn er duidelijke aanwijzingen dat de huidige schuur tot een oudere structuur teruggaat. De in Ledische steen uitgevoerde overblijfselen in de langse zuidgevel en de oostelijke eindgevel wijzen mogelijk in die richting. Op basis van de inscriptie in de natuurstenen rondboog ter hoogte van de westelijke gevel wijst erop dat de schuur opgetrokken werd door Peeter van der Schueren, pachter afkomstig van het hof van Amelgem, die in 1623 het hof bij openbare verkoop aangekocht heeft.
Het archeologische onderzoek ter hoogte van de eigenlijke woning, heropgebouwd in 1926, heeft geen archeologische sporen of structuren opgeleverd die in verband te brengen zijn met de voormalige hoeve. Uit de stratigrafische gegevens bleek wel duidelijk dat het terrein genivelleerd werd door middel van een ophogingspakket met aanwezigheid van baksteenpuin en vloertegelfragmenten wellicht afkomstig van het in 1926 afgebroken woonhuis.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV
Is deel van
Hoeve Hof ten Steene
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof ten Steene [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/2750 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.