De Romeinse weg is een opvallend wegravijn/ holle weg en staat bekend als de Thiense Groep (gracht) of Groef en kent toponiemen als Les fonds de Tirlemont, Vieux Chemin de Tirlemont en Oude Thiense weg. De U-vormige weg doorsnijdt het woud van oost naar west en is zeer goed zichtbaar op het terrein. De groef is ongeveer 3km lang en 3,50m breed. Voor het blote oog begint hij 300m ten noorden van De Kluis naar het westen toe en loopt hij vervolgens dood op de Naamse Steenweg.
Rond de gewezen functie van deze weg zijn een drietal hypothesen terug te vinden: Dens beschouwde dit ravijn als een overblijfsel van een Romeins diverticulum. Hij wijst op de oude toponiemen, de tumuli die opvallend in de buurt van de groef liggen en verder nog Gallo-Romeinse bewoningssporen in de buurt van de groef. De gebroeders Vincent zien deze weg als een soort "via sacra‟ naar een necropool uit het neolithicum. Het religieus karakter zou zo sterk doorleven dat de plaats als begraafplaats continuïteit kende bij de Romeinen. Tahon stelt dat men zich eerder moet concentreren op de metallurgische resten. Hij beschouwt de weg als een industriële weg uit de Romeinse periode waarlangs ijzererts en afgewerkte producten circuleerden.
Volgens Dens loopt deze weg nog door naar Hamme-Mille en in St-Joris-Weert onder de naam ‘Les fonds de Tirlemont’. Nadien zou de weg terug opduiken in ‘Mille’ onder de benaming ‘Oude Thiense weg’. In dit gehucht kruist hij de antieke Via Regia van Leuven naar Namen. Naar het Westen toe, loopt de weg verloren in de velden om 600m verder, in het centrum van de gemeente St-Joris-Weert, weer op te duiken in een diep gelegen weg: ‘Tiense holle weg’. Verderop voorbij het dorp wordt het een moderne weg die de Dijle overbrugt en aan de andere kant van de vallei aansluit op de weg naar Ottenburg op de plaats ‘Diepenborne (= Diepe Bron)’.
Terreinonderzoek en het DHMV2 wijzen duidelijk dat de continuïteit die Dens reeds zag een feit is. Ook Adriaenssens zag ten oosten van het woud een continuïteit in de vorm van een cropmark (verkleuring in de gewassen zichtbaar op luchtfoto's). Richting Mille is hij nog aangegeven, zowel op de Ferrariskaart als op de carte des voies vicinales uit 1841 is er nog een pad aangeduid (sentier 25). Ook de aanduiding van een tumulus (la tombe) bij Chapelle de la Corneille lijkt te wijzen op de aanwezigheid van een Romeinse weg. Wat verder loopt de Ruelle de Tirlemont. Een hypothese kan zijn dat de Tiense groef deel uitmaakt van de oost-west verbinding tussen de vici van Tienen en Kester, die reeds door Mertens in 1972 aangeduid werd op een overzichtsplan.