omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 13906
Deze aanduiding is geldig sinds
omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 13909
Deze aanduiding is geldig sinds
omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 13912
Deze aanduiding is geldig sinds
De site werd voor het eerst ontdekt in 1622 (vermeld in 1649 door Wendelinus). De tweede ontdekking gebeurde in 1836/1837 bij de aanleg van de steenweg Diest-Hasselt. De site is gelegen op de grens van de zandige Kempen en Haspengouws loessgebied, op de oostelijke valleirand van de Gete en op de zuidrand van de depressie van Halen-Schulen. Het terrein is verstoord door erosie, wegenwerken en landbouwactiviteiten.
De vroegste sporen dateren uit het vroeg mesolithicum. Het gaat om een ovale concentratie (8x4m) met meer dan 1841 artefacten. Een C14 datering (IRPA-653) op houtskoolfragmenten geeft een datering in de mesolithische periode.
Tijdens de opgraving van de ijzertijdnederzetting en het urnenveld werd intrusief materiaal aangetroffen. Het merendeel van het materiaal was mesolithisch maar er was ook materiaal van het epipaleolithicum, neolithicum, de brons- en ijzertijd bij.
In enkele recentere contexten (ijzertijdkuilen of laatmiddeleeuwse greppels) werd aardewerk aangetroffen, onder andere van een Riesenbecher, ook scherven met een magering van grof grind en silexgruis, enkele afslagen en zeldzame werktuigen.
Enkele grof verschraalde Hilversum/dDrakenstein urnfragmenten wijzen op een datering in de vroege tot middenbronstijd.
De opgraving legde ook ca. 180 vlakgraven bloot, waaronder urngraven, brandrestengraven en sporadische brandafvalgraven verspreid over ruim 4 ha. Het urnenveld was deels overbouwd door een ijzertijdnederzetting. Meerdere bijzettingen waren vernield door erosie, landbouwactiviteiten en wegenwerken. De oudste datering van de begraafplaats is tussen de 12de en 10de eeuw v. Chr.
Op het terrein bevonden zich zowel open als gesloten kringgreppels, telkens met een centrale bijzetting. De open kringgreppels hebben een opening in het oosten of zuidoosten. In de zuidelijke zone van de begraafplaats (onderzocht in 1987) bevonden zich vier langbedden.
In de vroeg La-Tène-periode wordt bijna de hele zone van de eerdere begraafplaats in gebruik genomen door een nieuwe nederzetting.
Verschillende plattegronden konden gereconstrueerd worden, de afmetingen variëren van 7 tot 11 meter lengte en 3 tot 6 meter breedte. Het waren vrij eenvoudige structuren met 4, 6, 8 of meer symmetrisch opgestelde palen. Aardewerk opp de site bestond uit konische kommen.
Grote zakvormige kuilen die onderaan breder uitgegraven waren (type der Kegelstumpfgruben) werden geïnterpreteerd als afvalkuilen of silo’s. Een C14 datering op houtskool op de afvalkuilen gaf een datering tussen de 5de eeuw voor Chr. en 1ste helft 4de eeuw voor Chr.
Ovale en rechthoekige grondsporen wijzen op de aanwezigheid van haardkuilen, met sommige tot 2 m groot.
Op het terrein waren ook resten van een artisanale zone aanwezig. Verbrande, ovale tot rande kuiltjes wijzen mogelijk op de aanwezigheid van oventjes. ? In een kuil vond men een in elkaar getrapte pot waarvan de rand normaal gebakken was maar de bodem uit ongebakken kleiaarde bestond. Er zijn sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van een lokale pottenbakkerij.
Uit de vroeg-Romeinse perioden werd een woonerf aangetroffen. Zes rechthoekkige gebouwen zijn gekenmerkt door de aanwezigheid van één rij zware en zeer diep ingeplante nokpalen. De wandstructuur (wandgreppel met lichtere wandposten) was meestal niet bewaard gebleven. Eén gebouw heeft stevig ingeplante wandposten en twee tegenover elkaar liggende ingangen. Ook werd bijhorend een waterput aangetroffen, C14 datering geeft een datering in het midden van de eerste eeuw. De nederzetting bestond waarschijnlijk uit zeven gebouwen rond een open pleintje.
De site was verstoord door erosie en landbouwactiviteiten.
De enige sporen uit de midden-Romeinse periode zijn vier graven: twee urngraven met schaarse, eenvoudige grafgiften en twee inhumatiegraven waarvan de skeletten enkel bewaard bleven als een aflijning. De graven dateren uit de tweede helft van de tweede eeuw en de derde eeuw.
Er werden zes munten als losse vondst ingezameld (oppervlaktevondsten) uit de midden Romeinse periode: een as van Domitianus (81-96), een sesterius van Trajanus (98-117), een sesterius en as van Antonius Pius (138-161), een sestertius van Commodus (177-192) en een dupondius frusté.
Tijdens de laat-Romeinse periode was het terrein terug in gebruik genomen als landelijke nederzetting. De nederzetting bestond uit een groep op elkaar georiënteerde gebouwen. Er werden vier rechthoekige, tweebeukige gebouwen, waarvan 1 ruimte dieper in de bodem was ingegraven, aangetroffen. Twee gebouwen werden geheel of gedeeltelijk herbouwd.
Ook werden resten van een grotere, langwerpige boerderij gevonden. Het grondplan is echter vrij verward en moeilijk te reconstrueren.
Drie grubenhäuser (hutkommen) bevatten handgevormd Germaans aardewerk. Een C14 datering (IRPA-509) op de brandlaag die de diverse opgehoogde vloertjes van gestampte aarde in hutkom M afdekte gaf een datering in de vierde eeuw.
Enkele waterputten werden geanalyseerd voor radiokoolstofdatering, wat een datering gaf rond 383 n.C. +-10. Een eerste constructie bestond uit vier stevige hoekpalen, zelf op hun plaats gehouden door stevige stutten met verbrede koppen, houden de wandplanken tegen. Men vond er o.a. de resten van 2 sandaaltjes, een bronzen klokje en wat aardewerk. Een tweede waterput bestaat uit een uitgeholde boomstam. Nadat deze stam eerst in drie gekloven was en uitgehold, werden de 3 lage schelpen opnieuw bij elkaar gebonden.
Losstaand van de prehistorische graven werden acht kleine ondiepe brandrestengraven opgegraven. De vondsten, waaronder handgemaakt aardewerk en fragmenten van een benen kam versierd met zogenaamde Kreisaugen wijzen op een datering aan het einde van de vierde eeuw.
Tijdens de opgraving werd ook een vierkante gracht (ca. 1,80 m breed), die een 10 x 10 m grote oppervlakte omsluit, aangetroffen. De bodem van de gracht was gevuld met 14de-eeuwse scherven, tegelfragmenten met glazuurspatten en aardewerk van het midden van de 16de eeuw en de 17de eeuw.
Een tweede gracht met postmiddeleeuws materiaal kan gedateerd worden in de nieuwe tijd.
Het jongste spoor is een paardengraf, vermoedelijk te dateren tijdens de slag van Halen in 1914.
Auteurs: Arts, Annick; Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
| Aantal | 1841 st |
Beschrijving:
ovale concentratie (8 x 4 m): > 1841 artefacten
C14 datering (IRPA-653) op houtskoolfragmenten.
zwarte houtskoolrijke laag in de A2 horizont bij de mesolithische site.
| Aantal | 1 st |
| Aantal | 1 st |
| Aantal | 6 st |
Beschrijving:
ca. 180 vlakgraven (urngraven, brandrestengraven en sporadische brandafvalgraven) verspreid over ruim 4 ha. Het urnenveld was deels overbouwd door een ijzertijdnederzetting. Meerdere bijzettingen waren vernield door erosie, landbouwactiviteiten en wegenwerken.
Zowel open als gesloten kringgreppels, telkens met een centrale bijzetting. De open kringgreppels hebben een opening in het oosten of zuidoosten.
Vier langbedden in de zuidelijke zone van de begraafplaats (onderzocht in 1987).
oudeste 14C-dateringen situeren tussen 12de-10de v. Chr.
van late bronstijd tot vroege ijzertijd
Beschrijving:
waterput Donk 3. De constructie was klassiek: 4 stevige hoekpalen, zelf op hun plaats gehouden door stevige stutten met verbrede koppen, houden de wandplanken tegen. Men vond er o.a. de resten van 2 sandaaltjes, een bronzen klokje en wat ceramiek.
einde 4de eeuw