Sector D werd opgegraven in 1981 nadat het terrein bedreigd werd door geplande ontgrinding. De site was wel al gekend in de 19de eeuw.
Qua losse vondsten werden geretoucheerde vuurstenen artefacten uit het finaalpaleolithicum teruggevonden, ook 5 vuurstenen messen of krabbers en een vuurstenen pijlpunt.
De vroegste grondsporen zijn uit de overgang van de late bronstijd naar de vroege ijzertijd, namelijk 5 graven met een summier aantal grafgiften. Het aardewerk evenals de bronzen voorwerpen zijn fragmentair bewaard.
De eerste bewoningssporen betreffen paalsporen van een groot drieschepig woonhuis en talrijke paalsporen van kleinere gebouwen (hutten of spiekers). Het aardewerk, maalsteen, slingerkogels, weefgewichtjes en graansilo’s wijzen op een datering in de 5de eeuw v. Chr.
In totaal werden 9 tweeschepige gebouwen opgegraven uit de overgangsfase van de late ijzertijd naar de vroeg-Romeinse periode.
Paalkuilen wijzen op de aanwezigheid van een soort "Grübenhaus" (8 m x 5 m) met 5 zware en diepe palen in elke langszijde en 4 in elke kortzijde. Tegen het einde van de 1ste eeuw afgebroken en kwam het hoofdgebouw van de villa op deze plaats. Een horreum of schuur diende met 4 zware nokpalen (10 m X 8 m) nog een tijdje als bijgebouw van de villa.
De Romeinse villa bestond uit verschillende woonvertrekken, een galerij, een kelder, een ontvangstruimte en een groot badgebouw. Het hoofdgebouw was in steen opgetrokken, de bijgebouwen in hout (één is mogelijk eerder een waterbekken).
De oudste kern omvat slechts drie woonvertrekken met de klassieke gevelpartij van slechts 24 m lengte aan de westzijde (10). Deze wordt later uitgebreid door toevoeging van een tweede gevel, een kelder, een grote zaal met halfronde absis, een badgebouw dat twee of driemaal werd vergroot. In zijn laatste toestand omvatte het drie badkuipen, een kanaal- en twee pijlerhypocausten, en een gemeenschappelijk praefurnium. De villa lijkt verlaten tegen het einde van de 3de eeuw.
In de 19de eeuw werd al reeds een bronzen handvat in dolfijnvorm en een bronzen steel van een scheermes gevonden.
De overblijfselen uit de laat-Romeinse periode bestaan uit verschillende plattegrondstructuren rond de Romeinse villa. Ze bestaan uit een dertigtal ingegraven hutkommen of Grubenhäuser en 2 of 3 grotere gebouwen.
Het aardewerk, waaronder Eifelwaar en handgevormd aardewerk, bronzen voorwerpen waaronder een fibulae, gordeldelen en een christogram en 579 Romeinse munten wijzen op een datering uit de tweede helft van de 4de eeuw tot de 5de eeuw.
In de Merovingische periode werd één groot woonhuis, 3 hutkommen, een kleine hut en een zespostenspieker opgetrokken.
Uit de 16de eeuw werd een bastion met ondiepe gracht en munten aangetroffen. Mogelijk werd het bastion opgetrokken in functie van de veldslag Rekem-Prinsbisdom Luik, maar dit is niet zeker.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine; Silkens, Bram
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
| Aantal | 5 st |
| Aantal | 30 st |
Beschrijving:
5 vuurstenen messen of krabbers
vuurstenen pijlpunt
Beschrijving:
huisplattegronden, 9 tweeschepige gebouwen
inheems-Romeinse nederzetting
Volgens Walgraeve:1984aa
- een horreum of schuur met 4 zware nokpalen (10 m X 8 m) dat nog een tijdje als bijgebouw van de villa bleef bestaan.
- een soort "Grübenhaus" (8 m x 5 m) met 5 zware en diepe palen in elke langszijde en 4 in elke kortzijde. Tegen het einde van de 1ste eeuw afgebroken en kwam het hoofdgebouw van de villa op deze plaats.
late ijzertijd - vroegromeinse periode: overgangsfase naar de Romeinse villa uit de midden-Romeinse periode