In 1904 doen Vital Moreels en Juliaan Claerhout enkele archeologische vondsten aan de Hofdries die duiden op Gallo-romeinse aanwezigheid in Tiegem. Archeologisch onderzoek in 1983 bevestigt deze hypothese met de vondst van een Romeinse villa, meer bepaald een porticus-villa met twee hoekvertrekken. Deze steenbouw wordt zelfs voorafgegaan door een hout- of vakwerkbouw met een identieke oriëntatie. Daarnaast worden ook vondsten gedaan uit de vroegmiddeleeuwse periode.
In het begin van de 20ste eeuw werd bij een veldkartering een ringsteentje, een 'rood marmeren steen met een intaglio van een Romeinse vingerring' aangetroffen.
Tijdens een opgraving in 1983 werd een hoofdgebouw van een porticus-villa opgegraven met twee hoekvertrekken, waarvan het noordwestelijke hoekvertrek met hypocaustverwarming mogelijk als badvertrek in gebruik was. Er werden talrijke fragmenten van dakpannen, elementen van het hypocaustum-verwarmingssysteem, elementen van tubuli, fragmenten van beschilderde wandpleister, en Doornikse kalksteen aangetroffen. Het zuidoostelijke hoekvertrek was als kelder ingericht.
Stratigrafisch zijn er twee bouwfasen herkenbaar: een houtbouwfase die tot in de 2de eeuw blijkt door te lopen, en een steenbouw, die zeker tot in de eerste helft van de 3de eeuw bewoond is geweest.
Ten westen van de steenbouw werd een sleutelgatvormige ovenkuil aangetroffen.
Terra sigillata (bodem van een Drag. 18/31 uit Centraal-Gallië), Belgische waar, gevernist aardewerk, Pompejaans rood aardewerk en scherven van amphorae van Spaanse herkomst wijzen op een datering van de 2de tot en met de eerste helft van de 3de eeuw.
Rood beschilderd aardewerk en 'Pingsdorfkeramiek', grijs import-aardewerk en 14de eeuws aardewerk suggereren een middeleeuwse aanwezigheid van minstens 300 jaar.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine; de Meyer, Mathieu
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
aardewerk
14de eeuw
Beschrijving:
Reeds in 1904 door J. Claerhout geïnterpreteerd als een Romeinse villa, maar pas in 1983 wetenschappelijk onderzocht. Er werd een hoofdgebouw van een porticus-villa opgegraven. Het had twee hoekvertrekken, waarvan het noordwestelijke hoekvertrek met hypocaustverwarming mogelijk als badvertrek in gebruik was. Het zuidoostelijke hoekvertrek was als keldertje ingericht. Men kan twee bouwfasen onderscheiden: een houtbouw (mogelijk opbouw in vakwerk) en een steenbouwfase.
De archeologisch onderzochte sporen bestaan uit: houtbouw, steenbouw, ovenkuiltje, en paalgaten.
De vondsten overspannen een periode van de tweede tot en met de eerste helft van de derde eeuw.
Stratigrafisch zijn er twee bouwfasen herkenbaar: een houtbouwfase die tot in de 2de eeuw blijkt door te lopen, en een steenbouw, die zeker tot in de eerste helft van de 3de eeuw bewoond is geweest.
2de eeuw-3de eeuw