De huidige Hopmarkt was oorspronkelijk een beduidend kleiner plein, genaamd de Veemarkt, gelegen in het westelijke deel van de laatmiddeleeuwse omwalde stad. Centraal op dit plein bevond zich een drinkpoel voor vee. Ten zuiden hiervan waren in de middeleeuwen woonhuizen aanwezig. Op het einde van de 15de eeuw wijkt de bewoning voor de inplanting van een klooster door de orde van de geschoeide karmelieten.
Tijdens de archeologische opgraving werden er 2 greppelsegmenten uit de metaaltijden aangetroffen. Dit zijn de enige pre-middeleeuwse sporen op het terrein. Vondsten zoals silex, Romeinse scherven en munten werden intrusief in de middeleeuwse sporen aangetroffen.
Er werd een landbouwgrond aangetroffen met aardewerk gedateerd in de tweede helft van de 12de eeuw-vroege 13de eeuw. De gronden waren fel opgehoogd. Er werden greppels en palenrijen aangetroffen uit dezelfde periode die dienden om het terrein op te splitsen in kleinere percelen. In samenhang met de akkerlaag waren in sommige lager gelegen zones enkele restanten van drainagegreppels bewaard gebleven, die haaks op elkaar waren geplaatst. Opvallend is dat de oriëntering van deze greppels perfect overeenkomt met de laat- en postmiddeleeuwse perceelsstructuur, die ook nu nog grotendeels bewaard gebleven is. Een brede, V-vormige oostwest georiënteerde gracht begrensde deze landbouwgronden aan de noordzijde. Ten noorden van de gracht was de akkerlaag afwezig, en leek nog een deel van de natuurlijke bodemvorming aanwezig te zijn. Waarschijnlijk vormde de gracht een afscheiding tussen het akkerland en een publieke ruimte, zoals een weg of een plein. 14de-eeuwse kuilen werden aangetroffen op het terrein die mogelijks verband hielden met de oorspronkelijke bebouwing. In de kuilen werd verbrand leem aangetroffen en getuigen van leemwinning. Ze getuigen mogelijks van de stadsbrand in 1360.
Het noordelijk deel van het onderzoeksareaal bevond zich op de plaats van de vroegere Veemarkt. In de late middeleeuwen strekte zich hier de zogenaamde 'Veemarktplasch' (1471) uit, een grote drenkpoel voor het vee. Deze poel werd effectief aangetroffen en is voor ongeveer de helft onderzocht. In de 15de eeuw betrof het een 16 meter brede en minstens 25 meter lange ovalen uitgraving met een diepte van ongeveer 2,60 meter ten opzichte van het huidige straatniveau. De poel was op geregelde tijdstippen heruitgegraven en van vlechtwerkbeschoeiing voorzien. Aan de westzijde van de 15de-eeuwse poel werden de restanten .van een 14de-eeuwse drenkplaats aangesneden. Vooral de 15de-eeuwse poelvullingen bevatten een grote variatie aan afval. Enerzijds was er allerhande materiaal dat in verband gebracht kan worden met de economische activiteiten rond de Veemarkt, zoals specifiek slachtafval van runderen (vele honderden runderkal-:en), leerlooierij (hoornpitten) en afval van bot- en geweibewerking (halfafgewerkte producten in bot en gewei). Anderzijds werden grote hoeveelheden huishoudelijk afval aangetroffen. Door de sterke humeuze component van de vullingen was ook het organisch materiaal goed bewaard gebleven.
In de late middeleeuwen blijven er woonpercelen aanwezig in het gebied. Dit is op te merken aan de hand van palenrijen, restanten van een bakstenen muur met haard, kuilen, grachten, 2 beerkuilen, tonput en een zandstenen waterput. Er werden ook 4 kadaverbegravingen aangetroffen. De opgraving sneed zo vermoedelijk de achtererven van het woongebied aan. Naast de typische aanwezigheid van gebroken huisraad en keukenafval, dat uit de late 15de eeuw stamt, bevatte ze ook meer dan twintig stuks afval van geweibewerking, en enkele grotere stukken gewei.
Ook de bouwgeschiedenis van het karmelietenklooster vanaf 1497 tot 1628 werd aangetroffen tijdens deze opgraving. Zo werden de funderingen van de 2 eerste fases van de kerk aangetroffen. Er werd telkens gebruik gemaakt van het afbraakmateriaal van de vorige kerk. Er werd een bakstenen brug aangesneden die aansloot op een gracht. Het terrein binnen de walgracht (ongeveer de plaats van het huidige woonblok tussen de Hopmarkt en het Keizersplein) was door de Karmelieten als begraafplaats ingericht. Het klooster was een gegeerde plaats om zowel binnen als op het kerkhof begraven te worden. Het kerkhof werd tot op heden nog niet onderzocht. Er werden zo 238 inventarisnummers geschreven voor menselijke skeletten. In 2007 werden deze onderzocht door het VIOE. De skeletten waren niet volledig en kende veel postmortem schade. De meeste individuen waren mannen die gemiddeld 35 jaar werden. De skeletten vertoonden welvaartsziektes waardoor geconcludeerd kan worden dat deze individuen tot een hogere klasse behoorden. In 2011 werd de bouwgeschiedenis van het klooster verder gestaafd door een bijkomende opgraving. De resultaten laten toe om de historiek te volgen van de kloostergemeenschap vanaf hun vestiging in de stad op het eind van de 15de eeuw tot bij de opheffing van het klooster. Tijdens deze opgraving werden er 160 skeletten aangetroffen en fysisch-antropologisch onderzocht. Er werden opmerkelijk veel kinderen opgegraven tijdens deze fase. Aangezien het kerkhof nog niet onderzocht werd, hebben wie te maken met inhumaties uit de kerk, pandgang en het pandhof. Voor beide onderzoekcampagnes zijn geen radiokoolstofdateringen uitgevoerd op de menselijke resten.
In 2024 werd het syntheseonderzoek "Wat schaft het bot?" gepubliceerd waarin de Hopmarkt werd opgenomen. Hier worden de skeletten van beide onderzoeken verder onderzocht. Beide onderzoeken toonden aan dat de aangetroffen begravingen slechts een klein deel van het oorspronkelijke aantal begravingen vormden. Meerdere bouw- en verbouwfases aan het karmelietenklooster hebben begravingen verstoord. Voor Aalst Hopmarkt zijn finaal 141 bemonsterde individuen behouden voor dieetanalyse. Concluderend is de onderzochte populatie van Aalst Hopmarkt vrij divers, waarbij er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen en er een verschil merkbaar is tussen kinderen en volwassen individuen. Baby’s kregen borstvoeding, en volwassenen aten meer vlees en vis dan kinderen. Bij de mannen was meer variatie dan bij de vrouwen, door de aanwezigheid van zowel monniken als leken. De individuen met de hoogste waarden aten ook een grotere portie (zee)vis. Naast populatietendensen zijn er ook drie individuen met heel lage stikstofisotopenwaarden waar geen verklaring voor is. Dit kan wijzen op persoonlijke/ideologische keuzes of osteologische onzichtbare fysieke redenen. Hun afwijkende waarden benadrukken dat er naast grote maatschappelijke tendensen ook individuele keuzen en variatie mogelijk zijn.
In de 19de-20ste eeuw werden de kloostergebouwen omgevormd tot woongebouwen. Restanten van deze reeds afgebroken huizen werden aangetroffen: waterputten, beerputten,... Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd er op de locatie van het klooster een ondergrondse commandopost ingegraven.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
De site met walgracht bevond zich niet op het voormalige centrale kloosterterrein. De afsluitende gracht werd aangesneden in enkele kleine sleuven onder het wegdek rondom het plein, in het uiterste westen van het onderzochte terrein. Een bakstenen brug werd aangetroffen op de plaats waar de oudste kloostermuur op de gracht aansloot (gebouwd rond 1500). Het terrein binnen de walgracht was door de Karmelieten als begraafplaats ingericht. Gedempt in de 17de eeuw.
Beschrijving:
Resten van het karmelietenklooster
- fase 1 (1497-1582): funderingsresten van de kerk en de eerste woonvleugel. De oorspronkelijke woonvleugel van het klooster is een vrij klein, alleenstaand gebouw. Ten zuiden van de kerk werden ook funderingsresten aangetroffen van de pandgang. Deze sloot mogelijk aan bij de doorgang tussen de kerk en de woonvleugel. Aan de westzijde van de Veemarkt werden restanten teruggevonden van de kloostermuur. Tegen de kloostermuur was aan de tuinzijde een rechthoekig gebouw met minstens 2 kamers opgericht. Deze kende een voorganger die werd afgebroken op het moment van de bouw van de kloostermuur.
- Fase 2 (1582-1605): Ten gevolge van de godsdienstoorlogen werd de kerk schade toegebracht. In 1591 zou de kerk weer volledig opgetrokken zijn. In 1605 wordt de kerk opnieuw door een zware brand verwoest. Tegen het zaalvormige gebouw werd een tweede gebouw opgerichtdat meer dan dubbel zo groot en onderkelderd was. De kelderverdieping was verdeeld in 3 ruimtes. Eén van deze ruimtes is een latere toevoeging. In deze fase werd ook een zuidelijke zijvleugel opgericht haaks op de hoofdvleugel.
- Fase 3 (1605-1797): Er werd een nieuwe kerk op totaal ander grondplan geconcipieerd. Men verliet de drieledige zaalbouw en bouwde een langgerekt schip met 5-zijdige apsis. Ook de oriëntatie werd licht gewijzigd. Ook aan het kloosterpand werden wijzigingen aangebracht: er werden pandgangen gebouwd tegen de kerk en de westvleugel wat een typisch kloosterpandhof creëerde. Ook werd de opening tussen kerk en westvleugel dichtgebouwd. Van dit gebouw werdn het vloerniveau teruggevonden. Centraal tegen de noordelijke pandgangmuur werd later een rechthoekig gebouw ingeplant dat waarschijnlijk als sacrisitie fungeerde. In het noordelijk deel van de westelijke pandgang werd een kelder toegevoegd. In de westvleugel werden aanpassingen gedaan aan de kelderverdiepingen. De zuidelijke zijvleugel werd verder uitgebreid tot aan de oude gracht in het westen die de kloostertuin scheidde van het kerkhof. In deze fase werd een gebouw opgericht waar waarschijnlijk de brouwerij gesitueerd was. In het verlengde van de zuidelijke zijvleugel, maar losstaand, werd een ziekenvleugel opgericht. De kloostermuur en het daartegen gebouwde gebouw werden afgebroken. Een nieuwe muur werd meer noordwaarts opgericht waartegen een nieuw gebouw werd opgericht dat mogelijk als poortgebouw dienstdeed.
Beschrijving: