is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 10685
Deze aanduiding is geldig sinds
Naar aanleiding van de realisatie van een tentoonstellingsruimte, werd een archeologische opgraving uitgevoerd.
Op basis van de historische studie kan de geschiedenis van de schuur in enkele grote periodes opgedeeld worden. De opgraving en het natuurwetenschappelijk onderzoek kunnen deze chronologie en diverse bouwfasen deels bevestigen. De bouw van de schuur omstreeks 1240 kan niet éénduidig worden vastgesteld. Het natuurwetenschappelijk onderzoek dateert de schuur jonger dan de 11de en 12de eeuw. Dateringsonderzoek en oversnijdingen bevestigen echter wel een jongere bouwfase binnen de historiek van de schuur (tussen de late 13de -14de en 16de eeuw) waarbij het gebouw een nieuwe functie kreeg, en mogelijk werd verstevigd en hersteld.
Auteurs: Peleman, Bieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Op basis van de historische gegevens en de baksteenformaten plaatst men het ontstaan van de schuur in de 13de eeuw. Vergelijking met gelijkaardige schuren, zoals Ter Doest, doet aannemen dat het hier eveneens om een driebeukige schuur gaat en het dakspant gelijkaardig was opgebouwd. Tijdens het archeologisch onderzoek werden verschillende poeren aangetroffen die als funderingsbasissen dienden voor de houten pijlers van het dakspant. Het gaat om twee rijen van grote poeren die zich op circa 4,5m van de zijgevel bevinden, telkens ter hoogte van een steunbeer. De twee westelijke poeren zijn hoogstwaarschijnlijk vernietigd tijdens de bouw van de rosmolen in de 18e eeuw, en de aanleg van proefsleuf 3 tijdens het vooronderzoek. Er werden amper funderingssleuven aangetroffen. De poeren werden, doorheen de klei, tot in het zand gegraven.
Hoewel duidelijk is dat deze poeren samen horen, is hun uitzicht sterk verschillend. Enkele zijn opgebouwd uit baksteen, terwijl andere dan weer uit veldstenen bestaan of een combinatie van beiden. De keuze van materiaal lijkt eerder willekeurig geweest te zijn en niet zozeer te maken te hebben met de stabiliteit. Vermoedelijk werd voornamelijk herbruikmateriaal (van een voorganger op de site?) gebruikt. Dit wordt bevestigd door de aanwezigheid van een mooi afgewerkte natuursteen in één van de poeren. Van drie poeren resten enkel de uitbraaksporen.
De mortel van poer 7.001 dateert in de 11e-12e eeuw. Er bleek echter veel fossiele koolstof aanwezig in het staal waardoor de werkelijke datering jonger is.
De zuid- en twee kopgevels zijn duidelijk stevig gefundeerd (tot op het zand) met diverse versnijdingen. De bodem lijkt ter hoogte van de inrijpoort en de karrenweg te zijn opgehoogd met klei. De noordgevel, slechts zeer fragmentarisch bewaard, is beduidend minder diep gefundeerd tot in de kleiige moederbodem.
In de zuidwestelijke zone resten vermoedelijk nog enkele vloerniveaus uit de oudste fase. Door een gebrek aan vondstmateriaal blijft de datering echter onduidelijk.
Beschrijving:
Uit de historische bronnen is gekend dat in 1593 het dak van de schuur afbrandde. Archeologisch gezien werden hier weinig directe sporen van teruggevonden. De middeleeuwse vloerniveaus in het zuidwestelijk deel van de schuur bevatten wel resten van verbrand veen en houtskool. Het afbraakmateriaal van de schuur (al dan niet bewerkte natuurstenen) werd in de 17e eeuw gerecupereerd om de bestrating langs de schuur aan te leggen.
De oudste prent wijst echter op de aanwezigheid van een leien dak (grijs gekleurd). In de bodem werden weliswaar geen leien aangetroffen. Dit doet vermoeden dat een deel van het archeologisch archief mogelijk verdwenen is?
Beschrijving:
In 1736 werd in de noordwestelijke hoek een rosmolen gebouwd. Op foto’s uit 1945 kan men een blik werpen op de ingestorte rosmolen.
Tijdens het archeologisch onderzoek werden verschillende sporen van deze rosmolen aangetroffen. Zo werd de cirkelvormige vloer gevonden waar de paarden liepen. Deze was opgebouwd uit verschillende ‘banden’. In het midden bevond zich een poer uit baksteen, waar de draaispil stond.
Er kan nog opgemerkt worden dat tussen de schuur en de rosmolen een spouw aanwezig was tegen brandoverslag.
Beschrijving:
Na de brand werd de schuur niet meer in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Op basis van de iconografische gegevens kan men stellen dat op het einde van de 17e of het begin van de 18e eeuw in de zuidelijke helft een nieuwe schuur werd gebouwd. Hierbij werden een deel van de twee kopgevels en de zuidelijke gevel geïncorporeerd. Foto’s uit 1925 en 1945 geven vermoedelijk nog een vrij goed beeld van het uitzicht van deze schuur, hoewel de inrichting mogelijks doorheen de tijd veranderde. Op de foto’s kan men de steunberen tegen de noord- en zuidgevel duidelijk zien als funderingen voor het dakspant. Deze sokkels werden ook aangetroffen tijdens de archeologische opgraving. Ook enkele restanten van vloerniveaus kunnen vermoedelijk met deze fase in verband gebracht worden.
Beschrijving:
In deze periode kregen de zuidwestelijke en oostelijke zone binnen de schuur een herbestemming. In het zuidwesten werden vier kleine, bakstenen poeren aangetroffen, op circa 7m van de zuidgevel. Of er meer naar het oosten en noorden nog pijlers aanwezig waren, kon niet worden achterhaald door de aanwezigheid van recente verstoringen. De functie van de poeren is onduidelijk: herstelling van het stijlgebinte, extra versteviging, herindeling van de ruimte? De mortel van de twee poeren 3.019 en 3.057 dateert in de late 13e tot 14e eeuw. Enkele nood-zuid lopende muurresten tussen de poeren behoren vermoedelijk tot dezelfde fase.
Het oostelijk deel van de schuur werd hoogstwaarschijnlijk omgebouwd tot stalruimte met een noord-zuid lopend stalmuur en kleine verdelingen richting het oosten. Voor de constructie van de stalmuur werd de meest oostelijke poer in de noordelijke rij uitgebroken. Binnen de stal bevinden zich twee vloerniveaus en een gootje. Het is niet duidelijk of deze structuren tot dezelfde fase behoren. Met deze omvorming tot stal verloor de middeleeuwse schuur vermoedelijk haar oorspronkelijke functie. De stalmuur blokkeerde immers de oostelijke inrijpoort en karrenweg.
Beschrijving:
Op foto’s uit 1945 is de schade duidelijk zichtbaar. Binnen de noordelijke zone van de schuur en in de leidingsleuf rondom werden enkele puinkuilen aangetroffen met materiaal uit de Eerste Wereldoorlog. Opvallend hierbij is dat dit materiaal specifiek verwijst naar een Britse aanwezigheid. In principe maakt de locatie deel uit van het hinterland van de Belgische sector en zou men hier dus eerder de resten van een Belgische aanwezigheid verwachten. In 1917 echter, tijdens de derde slag om Ieper, werden er tijdelijk Britse eenheden gestationeerd. Het materiaal dat aangetroffen werd situeert zich duidelijk in de sfeer van het dagelijkse leven. Op deze manier illustreren de vondsten goed hoe de soldaten achter het front leefden.
Het vondstenensemble bevatte onder andere scherven keramiek, verschillende glasscherven en -flesjes, een tandenborstel uit been, restanten van een kurk, verschillende metaalvondsten, natuursteen en dierenbeenderen.
De schuur werd in een recente periode nog deels hersteld en ingericht met mestputten.
Is gerelateerd aan
Hoeve Ten Bogaerde
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koksijde Schuur Ten Bogaerde [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/979432 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.