Naar aanleiding van een stedenbouwkundige vergunningaanvraag werd een voorafgaande prospectie met ingreep in de bodem opgelegd. Uit onderzoek bleek een vervolgonderzoek noodzakelijk op een deel van het terrein.
In totaal werden in het vlak 73 sporen geregistreerd. Twee daarvan bleken op basis van de coupes van natuurlijke oorsprong. De sporen zijn te relateren aan bewoning: het betreft voor het merendeel sporen die tot gebouwplattegronden behoorden, naast greppels of greppelachtige sporen en wellicht ook een krengbegraving.
Ondanks de sterke erosie en ingrijpende verstoringen brachten het proefsleuvenonderzoek en de daaruit volgende opgraving de resten aan het licht van minimaal vier volmiddeleeuwse plattegronden. Twee daarvan overlappen volledig. Bovendien zijn er voor minstens één van de plattegronden aanwijzingen voor structurele herstellingen of zelfs herbouw. Dit suggereert een zekere duurtijd van de occupatiefase, mogelijk over enkele generaties heen.
De zuidelijkst gelegen plattegrond STR 4 maakt, omwille van zijn grotere dimensies, het meest kans om als hoofdgebouw te hebben gefungeerd. Doordat STR 4 vlakbij de werkputrand was gelegen kon evenwel niet met zekerheid worden uitgemaakt in hoeverre zich in de onmiddellijke nabijheid een waterput bevond. Dit blijkt immers een onderscheidend criterium met betrekking tot de identificatie van hoofdgebouwen. Het is erg plausibel dat zich buiten de werkputrand nog gebouwplattegronden, waaronder van hoofdgebouwen, uitstrekten.
De site is gelegen op slechts ca. 200 m ten westen van de (ondermeer) volmiddeleeuwse site van Turnhout - Graatakker, die werd onderzocht naar aanleiding van de bouw van een internaat.