waarneming

Louis D'Haeseleerstraat

archeologisch element
ID
979453
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/979453

Beschrijving

Middeleeuwen (pre-stedelijk)

Enkele uitgeloogde paalsporen zijn mogelijk te dateren voor het ontstaan van de stad Aalst of zijn te plaatsen in de eerste eeuwen van haar bestaan. De grote densiteit aan jongere kuilen die mogelijk oudere sporen vergraven hebben, maakte het niet mogelijk een gebouwstructuur (houtbouw). Een fragment gedraaid grijs aardewerk op dat slechts algemeen in de middeleeuwen kan gedateerd worden. Er werd ook een metaalslak aangetroffen.

Late middeleeuwen-nieuwe tijd

In het archeologisch vlak aangelegd bovenaan de B-horizont werden verschillende kuilen vastgesteld. In het algemeen lijken de kuilen die aangelegd zijn in functie van de extractie van leem te plaatsen in de 13de of 14de eeuw tot de eerste helft van de 16de eeuw. In totaal kunnen 107 kuilen als mogelijke leemwinningskuilen geïnterpreteerd worden. Een aantal van de (zand)leemwinningskuilen bevat een aanzienlijke hoeveelheid verbrande leem en kunnen geassocieerd worden met de stadsbrand van 1360. Een van de kuilen bevatte enorm veel vondstmateriaal. Het vaatwerk omvat grijs, rood en wit aardewerk, steengoed en faience. Ook bouwmateriaal in metaal, aardewerk en glas is aanwezig, net als dierlijk botmateriaal en mortel. In een van de kuilen werden veel macroresten verzameld die afkomstig zijn van verkoold graan, akkeronkruiden, ruigtekruiden en graslandplanten. Het hoofdaandeel wordt gevormd door tarwe. De verkoolde macroresten wijzen erop dat er een voorraad graan, dat als wel gedorst was maar dat nog gewand moest worden, is verkoold. De houtsoortendeterminatie wees op de aanwezigheid van hazelaar, eik, els, es en Spaanse aak. De verbrande houtresten bestaand deels uit brokken houtskool en deels uit herkenbare takjes. De aangetroffen houtsoorten zijn naar verwachting niet afkomstig van bouwhout, aangezien er van eik, es, hazelaar en els ook takhout aanwezig is. Het gehele beeld van de aanwezige houtskool lijkt niet direct te wijzen op de resten van een verbrande constructie, maar op hout dat op het erf aanwezig was en dat is verbrand.

Heel wat van de aangetroffen resten zijn in verband te brengen met het in het midden van de 15de eeuw door de grauwzusters van de orde van Sint-Franciscus gestichte klooster, dat in 1637 de regel van de Annuntiaten ging volgen. De resten die aan dit klooster verbonden kunnen worden, zijn drie gebouwen, een aantal kloostertuinmuren, drie begraafplaatsen, enkele waterputten, beer- en infiltratieputten, greppels en kuilen. De beerputten werden verder onderzocht. Het onthouden waard voor de visfauna van de Louis D’Haeseleerstraat is dat het grootste assemblage, namelijk dat van de beerput, kan gezien worden als een reflectie van de voedselgewoonten van een kloostergemeenschap die zich een grote variëteit aan vis (niet minder dan 24 soorten) kon permitteren, die bovendien van goede kwaliteit was.

Er werden ook begravingen aangetroffen. De begravingen situeren zich allen ten noordwesten van kloostergebouw 1, dit was wellicht de oude kerk die te dateren is voor 1591 AD. Zone 1, voorzichtig gedateerd in de 14de-15de eeuw, behelst 55 individuen waarbij het gros uit kinderen bestaat. Zone 2 betreft circa zes individuen, zowel kinderen als volwassenen, en heeft een terminus ante quem van de 16de eeuw. Zone 3 betreft minstens 103 individuen zowel volwassen en kinderen. In het syntheseonderzoek "Wat schaft het bot?" werden deze skeletten verder onderzocht. Concluderend kan worden gesteld dat de bevolking begraven buiten het vrouwenklooster langs de Louis D’Haeseleerstraat algemeen relatief beperkt vlees en vis at. Enkel in de categorie midden en oud-volwassenen zijn de waarden wat hoger. De correlatie tussen ziektebeelden die vaak gelinkt worden aan ondervoeding en dieet is niet rechtlijnig, wat wijst op de complexiteit van zowel de etiologie van deze ziekten als een menselijk leven met diens fasen van meer en minder fysieke stress. Gezien twee oudere vrouwen met verhoogde waarden op een afzonderlijke plaats op het kerkhof reeds eerder als geestelijken werden geïnterpreteerd, en er beduidend meer variatie in de waarden is voor vrouwen dan voor mannen,
is het mogelijk dat in deze oudere leeftijdscategorieën nog (vermoedelijk vrouwelijke) geestelijken zaten, en dat de leken begraven op deze site allen een eetpatroon met weinig dierlijk eiwit aten. De juvenielen aten het minst vlees en vis van de hele populatie, al is het verschil met de adolescenten en jongvolwassenen beperkt.

Nieuwe tijd

Ook jongere extractiekuilen werden aangetroffen. De meeste kuilen blijken wel een pakket bouwpuin te bevatten. Bij de meest vondstrijke werden dateringen bekomen gaande van de 14de of 15de eeuw tot in de 18de eeuw en jonger. We kunnen de kuilen ruwweg onderbrengen in de periodes 14de-15de eeuw, 16de-17de eeuw en 18de eeuw tot heden. De kuilen uit de verschillende periodes komen vrij verspreid voor op het terrein, maar bij de kuilen uit de 16de-17de eeuw is er wel een duidelijke cluster centraal op het terrein te zien. Deze kuilen zijn ook systematischer ingeplant. In totaal kunnen er in deze periode 87 kuilen gesitueerd worden. De meeste sporen bevatten slechts enkele vondsten. Het gaat overwegend om vaatwerk in grijs of rood aardewerk, maar ook wit aardewerk, steengoed en faience zijn vertegenwoordigd.

Uit de nieuwe tijd werden meerdere overige kuilen, muurresten, aangetroffen die zeer rijk zijn aan vondstmateriaal, gelijkaardig aan de kuilen hierboven. In enkele leem- en zandwinningskuilen zijn vondsten aangetroffen die een link hebben met het klooster. Deze kuilen bevatten aardewerk met inkrassingen. Ze lijken allemaal te relateren aan de eerste fase van het klooster. In verschillende kuilen werden kopspeldjes in een koperlegering aangetroffen.

Nieuwste tijd

Ook de Theresianen die zich vanaf 1836 ter hoogte van het onderzoeksgebied vestigden, hebben hun sporen nagelaten. Naast gebouwresten, gaat het om beer- en infiltratieputten, een kalkput, dierenskeletten, kuilen en enkele andere sporen. Er zijn ook muren gedocumenteerd uit de 17de, 18de en 19de en/of 20ste eeuw. Er werden meerder kuilen aangetroffen die niet gedateerd konden worden.

Auteurs: Peleman, Bieke; Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: All-Archeo bv

Extractiekuilen 14de-16de eeuw

Datering: 16de eeuw, late middeleeuwen
Typologie: extractiekuilen
Soort: Abies, Acer, Alnus, Corylus avellana, Quercus
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), faience, glas, grijs aardewerk, leem, metaal, mortel, plantaardige macroresten, rood aardewerk, steengoed
Gebeurtenis:

Extractiekuilen 14de-18de eeuw

Datering: late middeleeuwen, nieuwe tijd
Typologie: extractiekuilen, puinlagen
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), faience, glas, keramisch bouwmateriaal, leisteen, steengoed
Gebeurtenis:

Klooster 1ste fase

Datering: late middeleeuwen, nieuwe tijd
Typologie: beerputten, begraafplaatsen, greppels, kloosters, kloostertuinen, kuilen, onderdelen van kloosters en abdijen, waterputten
Gebeurtenis:

Klooster 2de fase

Datering: 19de eeuw
Typologie: beerputten, dierengraven, kalkputten, kloosters, muurresten
Gebeurtenis:

Sporen nieuwe tijd

Datering: 15de eeuw, 16de eeuw
Typologie: kuilen, muurresten
Materiaal: aardewerk, glas, keramisch bouwmateriaal, steengoed
Gebeurtenis:

Vroeg- of pre-stedelijke sporen

Datering: middeleeuwen
Typologie: paalsporen
Materiaal: aardewerk, metaal
Gebeurtenis:

Relaties

  • Is deel van
    Historische stadskern van Aalst

  • Omvat
    Theresianenklooster


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Louis D'Haeseleerstraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/979453 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.