In totaal werden drie werkputten aangelegd waarbinnen vijf sporen werden aangetroffen, in alle gevallen (paal)kuilen. Deze sporen konden allen in de Romeinse periode geplaatst worden en maakten deel uit van de vicus van Kester. Het was niet mogelijk om een bepaalde functie toe te kennen aan deze sporen maar op basis van het aangetroffen vondstmateriaal konden deze tussen de late 1ste en vroege 2de eeuw gedateerd worden. Aangezien het om losse sporen gaat, is het niet mogelijk om de exacte aard ervan te bepalen. Vermoedelijk is zeker één afvalkuil aanwezig, maar het is niet geweten of de sporen zich binnen of buiten een vicus-gebouw bevinden. Deze sporen konden op dit moment weinig nieuwe inzichten bieden binnen de vicus maar kunnen wel bijdragen bij eventueel verder onderzoek in de directe omgeving.
Naast het Romeinse materiaal werd ook materiaal gevonden dat in de periode van de Eerste Wereldoorlog of de Tweede Wereldoorlog te situeren is. Dit laatste werd wel enkel in de bouwvoor aangetroffen. Het gaat hier specifiek over enkele glazen flessen en een Britse helm. Het was echter niet mogelijk om een exacte periode te bepalen wanneer deze gedeponeerd kunnen zijn.
Bron: De Ketelaere S. & Janssens N. 2019: Eindverslag. Opgraving Kester Edingsesteenweg 288, BAAC Vlaanderen Archeologierapport 970. Gent: BAAC Vlaanderen bvba. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba