In de 12de eeuw vonden verschillende bodemingrepen plaats op deze locatie. Het leek er op dat vanaf deze periode dit deel van de zandrug ook bewoning kende. Wellicht had de prestedelijke nederzetting zich sterk uitgebreid. In het zuidoostelijke deel van het plangebied werden verschillende zware paalkuilen aangetroffen die op basis van hun inplanting als restanten van een typisch drieschepige woonstalhuis konden geïdentificeerd worden (STR1). Helaas lag de structuur deels buiten het plangebied, waardoor een lengte niet kon achterhaald worden. De breedte bedroeg ca 12,5 m. Net naast deze structuur werd een tweede kleiner gebouwplattegrond herkend (STR2). Het ging hierbij om een kleine eenschepige constructie met een lengte van 4 m en een breedte van 2 m. De paalkuilen van deze structuur waren veel ondieper bewaard gebleven onder het aangelegde vlak. Vermoedelijk ging het om een lichte (dak)constructie, wellicht te linken aan een ovenstructuur die zich te midden van deze structuur bevond. Dit oventje kon wellicht in verband gebracht worden met metaalsmeltactiviteiten, afgaande op de vele metaalslakken die in de omringende sporen aangetroffen werden. Het onderzoek van de metaalslakken toonde wel aan dat in Deinze wellicht de omschakeling naar het stoken met steenkool in plaats van met houtskool in de loop van de late 12de-vroege 13de eeuw plaatsvond.
Naast de metaalsmeltactiviteiten werd het centrale deel van het terrein ook intensief gebruikt om aan zandwinning te doen. Vanwege de aanwezigheid van verschillende zandwinningskuilen ontstond in het centrale deel van het onderzoeksgebied een grote vlek door de systematische ontginning. Deze kuilen konden op basis van het aardewerk alle in de late 12de-vroege 13de eeuw gedateerd worden.
Een grote verandering in het gebruik van het terrein vond plaats in het midden van de 13de eeuw. In 1242 kreeg Deinze stadsrechten en werd wellicht aanvang genomen met het uitbouwen van de stadsversterkingen. Dit ging gepaard met het opwerpen van een aarden wal die dwars over het hele plangebied liep. De wal werd over het hele terrein aangetroffen. Deze liep van de Markt in zuidwestelijke richting en maakte na ca 30 m een zachte bocht meer zuidwaarts. Wellicht kon deze bocht gelinkt worden aan de natuurlijke depressie die zich op deze locatie bevond door de aanwezigheid van de vallei van de Kaandelbeek. Op deze manier werd een natuurlijke laagte in het landschap gebruikt in de stadsversterkingen. Deze stadswal werd zowel in het vlak als in profiel uitvoerig geregistreerd. De wal zelf had een minimaal bewaarde breedte van ca 12 m. Aan de veldzijde was de wal helaas vergraven bij de aanleg van de 17de-eeuwse gracht. Vooraleer verschillende stortpakketten opgebracht werden om het wallichaam op te werpen, werden enkele humeuze nivelleringspakketten op de terreinen aangebracht. Hierboven werden verschillende stortpakketten opgeworpen die de kern van de wal vormden. Het ging hierbij vrijwel steeds om zeer heterogene lagen zand tot licht lemig zand met een overwegende grijsbruine kleur. Vaak was ook verspitte moederbodem tussen dit materiaal aanwezig. Als inclusies waren houtskool, verbrande leem, brokken baksteen en daktegels, aardewerk, metaal, dierlijk botmateriaal, natuursteen en metaalslakken aanwezig. De buitenste laag aan de stadszijde van de wal werd gevormd door een laag geel zand waarin verschillende kluiten en brokken klei en zware leem vervat zaten. Deze laag bestond duidelijk uit verspitte moederbodem, mogelijk afkomstig van het uitgraven van de middeleeuwse stadsgracht. Vermoedelijk was deze laag als een verstevigingslaag opgeworpen om het afspoelen van de wal tegen te gaan.
Op het einde van de 17de eeuw werden de stadsversterkingen van Deinze ten minste gedeeltelijk door de Franse troepen van een gebastionneerd systeem voorzien. Ook ter hoogte van de opgraving werden hiervan sporen aangetroffen, vooral in de vorm van een nieuwe stadsgracht. Op basis van de vorm van de uitgraving kon mogelijk een bastion herkend worden, dat ook op een kaart van 1694 afgebeeld staat ter hoogte van het plangebied. De gracht was aan de stadszijde duidelijk trapsgewijs uitgegraven. Op de bodem van de ondiepere delen werden op de oever vaak afzettingen aangetroffen die als ingegleden lagen van de wal geïdentificeerd werden.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba
Beschrijving:
Op het einde van de 17e eeuw werden de stadsversterkingen van Deinze ten minste gedeeltelijk door de Franse troepen van een gebastionneerd systeem voorzien. Ook ter hoogte van de opgraving werden hiervan sporen aangetroffen, vooral in de vorm van een nieuwe stadsgracht. Op basis van de vorm van de uitgraving kon mogelijk een bastion herkend worden, dat ook op een kaart van 1694 afgebeeld staat ter hoogte van het plangebied. De gracht was aan de stadszijde duidelijk trapsgewijs uitgegraven. Op de bodem van de ondiepere delen werden op de oever vaak afzettingen aangetroffen die als ingegleden lagen van de wal geïdentificeerd werden.
Beschrijving:
Een grote verandering in het gebruik van het terrein vond plaats in het midden van de 13de eeuw. In 1242 kreeg Deinze stadsrechten en werd wellicht aanvang genomen met het uitbouwen van de stadsversterkingen. Dit ging gepaard met het opwerpen van een aarden wal die dwars over het hele plangebied liep. De wal werd over het hele terrein aangetroffen. Deze liep van de Markt in zuidwestelijke richting en maakte na ca 30 m een zachte bocht meer zuidwaarts. Wellicht kon deze bocht gelinkt worden aan de natuurlijke depressie die zich op deze locatie bevond door de aanwezigheid van de vallei van de Kaandelbeek. Op deze manier werd een natuurlijke laagte in het landschap gebruikt in de stadsversterkingen. Deze stadswal werd zowel in het vlak als in profiel uitvoerig geregistreerd. De wal zelf had een minimaal bewaarde breedte van ca 12 m. Aan de veldzijde was de wal helaas vergraven bij de aanleg van de 17de-eeuwse gracht. Vooraleer verschillende stortpakketten opgebracht werden om het wallichaam op te werpen, werden enkele humeuze nivelleringspakketten op de terreinen aangebracht. Hierboven werden verschillende stortpakketten opgeworpen die de kern van de wal vormden. Het ging hierbij vrijwel steeds om zeer heterogene lagen zand tot licht lemig zand met een overwegende grijsbruine kleur. Vaak was ook verspitte moederbodem tussen dit materiaal aanwezig. Als inclusies waren houtskool, verbrande leem, brokken baksteen en daktegels, aardewerk, metaal, dierlijk botmateriaal, natuursteen en metaalslakken aanwezig. De buitenste laag aan de stadszijde van de wal werd gevormd door een laag geel zand waarin verschillende kluiten en brokken klei en zware leem vervat zaten. Deze laag bestond duidelijk uit verspitte moederbodem, mogelijk afkomstig van het uitgraven van de middeleeuwse stadsgracht. Vermoedelijk was deze laag als een verstevigingslaag opgeworpen om het afspoelen van de wal tegen te gaan.
Beschrijving:
In de 12de eeuw vonden verschillende bodemingrepen plaats op deze locatie. Het leek er op dat vanaf deze periode dit deel van de zandrug ook bewoning kende. Wellicht had de prestedelijke nederzetting zich sterk uitgebreid. In het zuidoostelijke deel van het plangebied werden verschillende zware paalkuilen aangetroffen die op basis van hun inplanting als restanten van een typisch drieschepige woonstalhuis konden geïdentificeerd worden (STR1). Helaas lag de structuur deels buiten het plangebied, waardoor een lengte niet kon achterhaald worden. De breedte bedroeg ca 12,5 m. Net naast deze structuur werd een tweede kleiner gebouwplattegrond herkend (STR2). Het ging hierbij om een kleine eenschepige constructie met een lengte van 4 m en een breedte van 2 m. De paalkuilen van deze structuur waren veel ondieper bewaard gebleven onder het aangelegde vlak. Vermoedelijk ging het om een lichte (dak)constructie, wellicht te linken aan een ovenstructuur die zich te midden van deze structuur bevond. Dit oventje kon wellicht in verband gebracht worden met metaalsmeltactiviteiten, afgaande op de vele metaalslakken die in de omringende sporen aangetroffen werden. Het onderzoek van de metaalslakken toonde wel aan dat in Deinze wellicht de omschakeling naar het stoken met steenkool in plaats van met houtskool in de loop van de late 12de-vroege 13de eeuw plaatsvond.
Naast de metaalsmeltactiviteiten werd het centrale deel van het terrein ook intensief gebruikt om aan zandwinning te doen. Vanwege de aanwezigheid van verschillende zandwinningskuilen ontstond in het centrale deel van het onderzoeksgebied een grote vlek door de systematische ontginning. Deze kuilen konden op basis van het aardewerk alle in de late 12de-vroege 13de eeuw gedateerd worden.
Beschrijving:
De oudste sporen die gevonden werden bij de opgraving betreffen enkele greppels die op basis van hun uitgeloogde vulling, een enkele aardewerkscherf en een 14C-datering in de vroegmiddeleeuwse periode werden gedateerd. Deze greppels bevonden zich op de rand van de grote zandrug waarop de latere stad zich zou ontwikkelen en de alluviale vallei van de Kaandelbeek die zich ook net binnen het plangebied bevond.
Is deel van
Historische stadskern van Deinze
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Deinze Markt 134-136 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/979964 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.