waarneming

Groenstraat 266

archeologisch element
ID
980012
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980012

Beschrijving

In de opgravingszone werd een meerfasig woonerf uit de volle middeleeuwen aangetroffen, telkens bestaande uit een hoofdgebouw omsloten door een greppel- of grachtsysteem. De erven lopen vermoedelijk nog door in noordelijke en westelijke richting. Sporen die wijzen op artisanale functies werden niet geattesteerd. Ook werden geen funeraire sporen aangetroffen.

Er werden grondstalen voor macrorestenonderzoek genomen van S13 laag 1 en S1. Daarnaast werd nog een houtskoolstaal genomen van S3. Na een waardering bleek het grondstaal van paalspoor S13 geschikt voor verdere analyse. In het bulkstaal waren veel verkoolde korrels en aarspillen van rogge aanwezig, in de middeleeuwen één van de belangrijkste voedingsgewassen. Daarnaast werden nog verkoolde korrels van haver/oot aangetroffen. Haver werd verbouwd als gewas en oot is een onkruid dat veel op graanakkers voorkomt. Daarnaast is een enkele korrel van bedekte gerst gevonden. Gerst was een belangrijk gewas gedurende de Middeleeuwen en werd veel verbouwd. Een ander gewas dat aanwezig was in het bulkstaal is voederwikke, dit werd veelal gebruikt als voedsel voor vee. Naast deze diverse granen en voederwikke zijn er ook veel macroresten van akkeronkruiden gevonden, ook deze waren verkoold. De aanwezigheid van verkoolde resten van diverse akkeronkruiden en kafresten geeft aan dat de aangetroffen resten mogelijk van verwerkingsafval zijn.

Het erf werd omsloten door greppel S64/74. Zowel van de gehele vulling als van het pakket inspoelingslaagjes werden pollenstalen genomen. Daarnaast werden nog staalnames voor onderzoek naar macroresten genomen van de onderste lagen, L4-5-6 en L7. Na waardering bleken de stalen echter niet geschikt voor verdere analyse. Bij de waardering werden wel resten van boomsoorten als els, berk, hazelaar, linde, eik, den en haagbeuk aangetroffen. Daarnaast werden nog pollen van heide, graan en diverse onkruiden aangetroffen. Op basis hiervan kunnen echter geen uitspraken gedaan worden over het toenmalige landschap.

Na een waardering van de grondstalen en pollenstalen bleken zowel het grondstaal als het pollenstaal van de oudste laag van S44/65, L4, geschikt voor verdere analyse. Hieruit bleek dat in de omgeving van de gracht slechts enkele losstaande bomen aanwezig waren. Hier en daar zal in de nabije omgeving een hazelaar, eik, berk, els of wilg (Salix) hebben gestaan. Op grotere afstand was wat gemengd eikenbos aanwezig met eik maar daarnaast ook met beuk (Fagus), haagbeuk, linde en iep (Ulmus). In de wijdere omgeving waren op schrale gronden wat heidevelden aanwezig, in deze heidevelden zal ook hier en daar een berk hebben gestaan. Langs de gracht zelf stonden ook enkele bomen. Er zijn in het bulkstaal namelijk veel bladresten, takken en knoppen gevonden waaronder een schutblaadje (involucre) van een eik. Gezien het lage percentage pollen van eik (en andere bomen) dat is aangetroffen gaat het zeer waarschijnlijk om een vrijstaande eikenboom met erom heen een grasrijke vegetatie. Ook is het goed mogelijk dat er een els langs de gracht heeft gestaan. Dat de vegetatie in de omgeving van de gracht grasrijk was blijkt ook uit de hoge pollenpercentages van grassen (Poaceae), de aanwezigheid van resten van grassen in het bulkstaal en soorten als klaver (Trifolium repens -type) en boterbloem (Ranunculus) in het pollenstaal. Opvallend in het pollenstaal uit de gracht is het hoge aandeel van pollen van graan (Cerealia). Deels is dit pollen van rogge maar het overgrote deel is pollen van tarwe, gerst of haver. Rogge is een typische windverspreider en produceert veel pollen. Van de andere graansoorten komt het pollen pas grotendeels vrij bij het dorsen. De hoge percentages graanpollen die zijn aangetroffen zouden er dan ook op kunnen wijzen dat er in de nabijheid van de gracht graan gedorst werd. Zeer waarschijnlijk werd het graan ook in de directe omgeving van het woonhuis verbouwd, aangezien dorsen de eerste stap in het graanverwerkingsproces is. Het transporteren van volledige graanhalmen over grote afstand lijkt niet erg waarschijnlijk. In het grondstaal werden ook resten van vlas aangetroffen. De zaden van deze plant kunnen als voedselmiddel gebruikt worden (lijnzaad) en als olie. Van de stengels van de plant worden meestal de vezels gebruikt om touw of linnen van te maken. Verschillende regio’s in Vlaanderen kenden gedurende de Middeleeuwen en zeker vanaf de 13de eeuw een bloeiende vlasindustrie. In deze periode was de linnenindustrie vooral op het platteland actief. De aangetroffen kapsels van vlas kunnen erop wijzen dat verwerking van het vlas nabij de gracht plaatsvond. Andere eetbare planten waar resten van zijn teruggevonden in de jongste gracht waren gewone braam (Rubus fructicosus) en vlierbes (Sambucus nigra). In zowel het bulkstaal als het pollenstaal is een grote diversiteit aan onkruidsoorten aangetroffen. Deze onkruiden kunnen op akkers en/of moestuinen hebben gestaan in de directe omgeving van de gracht. Het is goed mogelijk dat de grasrijke vegetatie langs de gracht begraasd werd. Diverse schimmelsporen die voorkomen op mest van grote herbivoren waren aanwezig in de pollenstaal. Het landschap in de omgeving van de nederzetting zal zeer open zijn geweest. Er zullen tijdens de jongste fase slechts enkele bomen in de directe omgeving van de gracht hebben gestaan. Op grotere afstand van de nederzetting waren mogelijk wel nog wat resten van loofbos aanwezig. Tussen deze fragmenten bos waren heidevelden met wat berk, graslanden en akkers aanwezig. De oevers van de gracht in de jongste fase waren zeer grasrijk en werden mogelijk begraasd. Aan de gracht stond ook een enkele eik en mogelijk wat elzen. Ook waren braamstruiken en vlier aanwezig. De diversiteit van de aangetroffen resten en dus mogelijk ook van de begroeiing was hoog. Tussen het gras en de oeverplanten langs de oever stonden mogelijk ook onkruiden die veel voorkomen op akkers maar die zichzelf uitgezaaid hebben naar nabijgelegen gebieden. In de stalen was een grote verscheidenheid aan graansoorten aanwezig, er zijn resten gevonden van haver, gerst en rogge. Dit waren alle drie erg belangrijke gewassen in de middeleeuwen. Opvallend is, gezien de diversiteit van de overige resten, dat er geen resten van tarwe zijn gevonden. Mogelijk waren de gronden in de omgeving niet geschikt voor de verbouw van tarwe. In allebei de fases van de nederzetting zijn er aanwijzingen gevonden voor het lokaal verwerken van graan. Ook is het aannemelijk dat de graanakkers in de directe omgeving lagen. De roggeakkers zullen, gezien de lagere eisen van dit gewas op wat schralere gronden hebben gelegen. Naast granen zijn er resten gevonden van lijnzaad/vlas, voederwikke, walnoot, braam en vlier. Vlas werd mogelijk ook verbouwd in de omgeving, al is er geen pollen van aangetroffen. Haver en voederwikke werden mogelijk verbouwd als voedergewas voor het vee. Braam en vlier maakten waarschijnlijk onderdeel uit van de ruigtevegetatie langs de gracht, maar de vruchten konden desalniettemin uitstekend worden verzameld.


Bron: Acke B., Bracke M., Fonteyn P. & Wyns G. 2019: Oostakker -Groenstraat. Eindverslag. Verslag van resultaten. Moerbeke-waas: Acke & Bracke bvba.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Acke & Bracke bvba

Middeleeuwse nederzetting

Datering: eerste kwart 13de eeuw, tweede helft 12de eeuw
Typologie: bouwmaterialen, grachten (infrastructuur), greppels, paalsporen, vaatwerk
Context: agrarische nederzettingen
Materiaal: aardewerk, houtskool, metaal, plantaardig materiaal
Gebeurtenis:

Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Groenstraat 266 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980012 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.