Op basis van hun uitzicht, vulling en chronologie vallen de aanwezige sporen in het onderzoeksgebied uiteen in twee delen.
Voornamelijk in het westelijke en centrale deel van de proefsleuf zijn sporen met een donkere vulling aanwezig. Het gaat om (paal?)kuilen en lagen. De vondsten hieruit zijn chronologisch vrij heterogeen, gaande van de Merovingische periode tot de volle middeleeuwen. Een aanzienlijk deel van de vondsten is met zekerheid tot de Karolingische periode te rekenen. Het is echter niet duidelijk of de sporen allemaal tot deze periode behoren. Gezien de aard van de sporen (kuilen en lagen), maken ze mogelijk deel uit van een nederzetting.
In het oostelijk deel kwamen voornamelijk sporen met een bleke, uitgeloogde vulling aan het licht. Het betreft eerder een ‘zone’ dan duidelijk afzonderlijke sporen. Waarschijnlijk splitst deze ‘zone’ op een dieper niveau zich op in aparte sporen. De interpretatie ervan is voorlopig onduidelijk. Ook de datering is niet zeker. De ‘zone’ bevat verschillende scherven die aan de middeleeuwen toe te schrijven zijn, hoewel ook enkele stuks aardewerk vermoedelijk eerder tot de Romeinse periode of de metaaltijden te rekenen zijn. Op basis van de stratigrafische relaties zijn de sporen met bleke vulling ouder dan die met donkere vulling.