Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, werd het plangebied onderworpen aan een archeologisch vooronderzoek. Omdat de topografische situering zich leende voor de mogelijke aanwezigheid van een steentijdsite, werd in een eerste fase een landschappelijk booronderzoek verricht. In 3 van de 12 boringen werd een Bh- of Bhs-horizont aangetroffen, in 2 andere boringen een verbrokkelde B-horizont. De overige boringen toonden ofwel een A/C profiel onder een dikke plaggenbodem of een verstoorde bodem. Ter hoogte van de 5 positieve boringen werd een grid van 27 boorpunten uitgezet voor een verkennend archeologisch booronderzoek. Tijdens dit onderzoek zijn geen lithische artefacten ingezameld. Er werden eveneens geen andere archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een steentijdartefactensite. Het potentieel op de aanwezigheid van een jongere sporensite bleeft echter bestaan zodat werd overgegaan tot een proefsleuvenonderzoek. De 6 parallelle sleuven leverden enkel een aantal parallelle greppels op in het noordelijke deel van het plangebied. Ze werden in de postmiddeleeuwse of subrecente periode gedateerd. Verder werden enkele verstoringen en recente afvalpakketten aangetroffen.