Bij het landschappelijk onderzoek werd een begraven paleobodem aangetroffen. Deze werd verder onderzocht door middel van proefputten en bleek erg gecryoturbeerd te zijn. Het onderzoek leverde 1 lithisch artefact op. Het was verweerd en gepatineerd en had afslagnegatieven en impactsporen. Het werd geïnterpreteerd als een geofact.
Bij het proefsleuvenonderzoek werden 2 kuilen geregistreerd. De eerste kuil was scherp afgelijnd en had een donkergrijze vulling met houtskoolbrokjes. In de vulling bevond zich een (oor)fragment van een kom in geglazuurd oxiderend aardewerk (Late middeleeuwen of Nieuwe Tijd). De tweede kuil had een gevlekte, bruingrijze tot donkergele vulling. Uit de vulling werd een randfragment Maaslands aardewerk ingezameld. In het vlak van proefsleuf 3 vond men een bodemfragment van een laatmiddeleeuwse kan/kruik in Raeren steengoed. In het vlak van proefsleuf 6 trof men een wandfragment in handgevormd aardewerk met een grove kwartsverschraling (Bronstijd) aan.