is deel van de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 6542
Deze aanduiding is geldig sinds
Het archeologische onderzoek leverde enkele interessante sporen op. Deze betreffen alle antropogene sporen die gelinkt kunnen worden aan de ontwikkeling van de stadsverdediging van Veurne tussen de 11de en de 18de eeuw. De aangetroffen sporen kunnen in vier fasen onderverdeeld worden:
Een eerste fase wordt tussen de 11de en de 12de eeuw gedateerd. Deze vroegste sporen van de ingebruikname van het terrein kunnen gekaderd worden in de uitbreiding van de stad in de 12de eeuw. Ze omvatten opvullingslagen van gracht 1 die deze uitbreiding omsloot. Na de opvulling van de gracht werden verschillende afvalkuilen (met aardewerk en dierlijk bot) uitgegraven in de vullingen, wat wijst op bewoning in de nabije omgeving van deze sporen. Het pollenonderzoek toonde aan dat de gracht watervoerend was. Daarnaast kon een idee gegeven worden van het omliggende landschap tijdens de 11de en 12de eeuw. Zo zijn pollen aangetroffen van kweldervegetatie en kustplanten, die wijzen op een landschap dat onderhevig is aan getijden. Daarnaast wijzen aanwezige schimmelsporen en pollen die afkomstig zijn planten uit veengrond op de aanwezigheid van hoogveen. De omgeving zou voornamelijk bestaan uit open grasland, en eerder weinig bosrijk gebied. De aangetroffen boompollen bestaan uit els, berk, eik en hazelaar, maar kunnen ook afkomstig zijn van de Vlaamse zandleemgronden in het oosten. In de omgeving werd daarnaast mogelijk tarwe, gerst, rogge en hop, alsook mogelijk erwt, tuinboon, selderij en biet lokaal geteeld werden. Sommige van deze laatste gewassen kwamen echter ook voor in kwelderlandschappen, en verder waren er niet veel aanwijzingen voor tuinbouw. Eitjes van darmparasieten suggereren de aanwezigheid van grote grazers. Mogelijk kan het ook gaan om lastdieren, indien de gracht een weg begeleidde. Dit blijft echter onduidelijk.
Een tweede fase wordt tussen de 13de en de 14de eeuw gedateerd. In deze periode werd gracht 1 heraangelegd, iets meer naar het zuiden toe (= gracht 2). Ook werd een derde gracht aangelegd die evenwijdig liep met de toenmalige zuidelijke uitvalsweg uit de stad. In deze periode werden eveneens afvalkuilen (met aardewerk, metaal en dierlijk bot) aangelegd in de vullingen van gracht 1. Pollenonderzoek uit gracht 2 gaf gelijkaardige conclusies als het pollenonderzoek van het monster uit gracht 1. Het macrorestenonderzoek wees uit dat de kuil ook verkoolde turf bevatte, pruimenpitten en resten van graan en taxus. Daarnaast zijn ook visbotjes aangetroffen. Daarnaast was er een bijna volledig kreng van een rund begraven in een westelijke uitstulping van deze kuil. Het skelet was bijna volledig en in anatomisch verband. Verder onderzoek van de beenderen wees uit dat het om een oud dier ging. Er waren ook geen sporen van consumptie.
Een derde fase wordt in de 17de eeuw gesitueerd. In deze periode werd een eerste uitbreiding van de Bourgondische omwalling aangelegd ter hoogte van het plangebied. Deze bestond uit dubbele gracht 4. Deze werd opnieuw gedempt voor het einde van de 17de eeuw, in het kader van de aanleg van de Vaubanversterkingen.
Een vierde fase vindt plaats vanaf de 18de eeuw. In deze periode waren ter hoogte van het terrein verschillende bomenrijen aanwezig, die te zien zijn op de Ferrariskaart. Ook zijn nog enkele afvalkuilen gegraven. Later werd het voormalig schoolgebouw gebouwd, dat in het kader van de geplande werken gesloopt werd. Van dit schoolgebouw waren nog enkele funderingen en muren aanwezig.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba
Beschrijving:
Aanwezigheid boomplantkuilen. Centraal binnen de opgravingszone bleek ook een betonnen waterput aanwezig te zijn.
Beschrijving:
Dierlijk bot van onder andere schaap, geit en middelgrote tot grote zoogdieren. Veel van deze botresten vertonen opnieuw snij- hak- en knaagsporen.
Beschrijving:
Stukken van hoefijzers uit metaal. Dierlijk bot waaronder de resten van schaap of geit, met snij- en haksporen. Ook ijzeren nagels, een stuk Doornikse kalksteen en oesterschelpen waren aanwezig in de vulling. De metaalvondsten bestonden uit onder andere een koperen munt, een sleutel en een kram. Andere vondsten uit de vullingen zijn bouwmateriaal, stukken ijzerzandsteen, stukken zandsteen en een hoornpit. Het macrorestenonderzoek wees uit dat de kuil ook verkoolde turf bevatte, pruimenpitten en resten van graan en taxus. Daarnaast zijn ook visbotjes aangetroffen en twee coprolieten van vermoedelijk een hond.
Beschrijving:
De gracht raakte opgevuld tussen de late 12de en 13de eeuw. Het dierlijk bot was afkomstig van een schaap of geit, en andere grote zoogdieren. De beenderen vertoonden zowel snij- zaag- en haksporen, als kauwsporen. Dit toont aan dat de kuil vermoedelijk consumptieafval bevatte.
Is deel van
Historische stadskern van Veurne
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lindendreef [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980907 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.