Naar aanleiding van een omgevingsvergunningsaanvraag de aanleg van een nieuwe magazijn en verschillende infrastructuurwerken op het terrein, werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestond uit een verkennend archeologisch booronderzoek gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. De 39 verkennende boringen leverden geen steentijdartefacten op maar wel 67 aardewerkfragmenten, voornamelijk handgevormd aardewerk in ijzertijdtraditie maar ook 1 scherf laatmiddeleeuws gedraaid aardewerk. Op basis van deze vondsten werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Dit leverde slechts 5 paalkuilen en 4 kuilen op waarvan slechts 1 paalkuil te dateren was, nl. ijzertijd/Romeinse periode. Tevens werd duidelijk uit de aardkundige profielen dat de scherven aangetroffen in de boringen, wellicht afkomstig waren uit de ploeglaag en zich dus niet meer in situ bevonden. Op basis van de deels foutieve bemonstering van de verkennende archeologische boringen, de weinig aangetroffen sporen en de natte ligging lijkt het dat de sporen gelinkt zijn aan off-site fenomenen van een hoger gelegen site.