Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd een greppel en een houtskoolmeiler aangetroffen. Omwille van het beperkte resultaat werd geen verder veldonderzoek geadviseerd. Wel werd een natuurwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd op het bulkstaal afkomstig uit houtskoolmeiler.
Dit verder onderzoek bestond enerzijds uit een 14C-datering en anderzijds uit een anthracologische analyse.
Het residu bevatte louter fragmenten eikenhout en meer specifiek werd uitsluitend stamhout van eik aangetroffen. Deze bevindingen sluiten aan bij de interpretatie van het spoor als meiler. Er is sprake van een bewuste selectie van stamhout van eik op basis van de gunstige brandeigenschappen van het
materiaal. Gezien eik van nature van oudsher voorkomt over heel Vlaanderen gaat het zeer waarschijnlijk om lokaal verzameld materiaal, vermoedelijk zelfs in de voormalige beboste gebieden op en in de directe omgeving van het plangebied. 14C-datering geeft aan dat het spoor geplaatst kan worden in de vroeg- tot midden-Romeinse periode, tussen ca. 10n.C. en 210n.C. Dit sluit aan bij de verwachtingen op basis van de spoortypologie.