Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling werd binnen het projectgebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestond uit landschappelijke boringen en een proefsleuvenonderzoek. De resultaten van het landschappelijke booronderzoek kwamen gedeeltelijk overeen met de bestaande aanduiding op de bodemkaart. In het overgrote deel van de boringen werd een sterk verstoorde dikke Ap-horizont met veel, soms groot puinmateriaal of een vergraving tot in de moederbodem gezien. Enkel in zuidwestelijk gelegen boringen 8 en 9 werd een intacte AC-profiel aangesneden met een dunnere licht antropogene bewerkte Ap-horizont van slechts 35-40 cm dikte. De sterke aanwezigheid van vergraving, verstoring en/of ophoging in het plangebied had mogelijkerwijze een link met de inrichting van de tuin, vijver en
woonhuis. De bodem is er gekarteerd als Zcc, matig droog zand wat bevestigd werd in de boringen. Vanwege het lage potentieel op de aanwezigheid van steentijdartefacten, is onmiddellijk overgegaan tot een proefsleuvenonderzoek. Drie referentieprofielen bevestigden de gegevens van het booronderzoek: alle drie de profielen vertonen een Ap1- en Ap2-horizont van variërende dikte met daaronder een A/C of onmiddellijk de C-horizon. Het bodemarchief omvatte één archeologisch relevant niveau, onmiddellijk onder de bouwvoor. Dit niveau bevond zich tussen + 4,15m TAW en + 5,67m TAW (ca 45 – 120 cm –mv). Naast een groot aantal verstoringen van recente aard en natuurlijke sporen zijn 2 paalsporen aangetroffen die echter geen vondstenmateriaal bevatten en dus niet te dateren zijn. Er zijn geen vondsten geregistreerd en er gebeurde geen staalname.