waarneming

Grote Herreweg 187-198

archeologisch element
ID
981810
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/981810

Beschrijving

Tijdens de terreinevaluatie werden archeologische sporen aangetroffen op 2 niveaus. De relevante archeologische sporen betreffen grachten, greppels, paalkuilen, kuilen, crematiegraven, een verbranding in situ en een depressie. Er werden ook recentere antropogene verstoringen, ploegsporen, drainagegreppels en natuurlijke sporen aangesneden.

Er werd een grachtsegment van ca. 1,5m breed met een NO-ZW oriëntatie aangesneden. Deze had een bruingrijze vulling zonder vondsten. Het verder verloop van deze gracht ligt waarschijnlijk net buiten het projectgebied.

In een andere sleuf werd een greppel- of grachtsegment aangesneden met een NW-ZO oriëntatie waarvan de breedte ongekend is. Deze was over een afstand van ca. 26m te volgen. De blauwgrijze gereduceerde vulling bevat baksteenfragmenten. De oriëntatie, de nabijheid van 19de-eeuwse bebouwing en de spoorvulling doen vermoeden dat dit spoor kan gekoppeld worden aan een toegangspad met NW-ZO oriëntatie, meer bepaald Sentier n°77 zichtbaar op de Atlas der Buurtwegen (Ca. 1840).

Verder werd een spoor met verbranding in situ aangetroffen, met een min of meer ovale vorm van 54cm x 36cm. De vulling bestaat uit verbrande leem of moederbodem, houtskool, kalkspikkels en licht verbrande fragmenten Doornikse kalksteen. Dit kan wijzen op kalkmortelproductie.

Er werd een ook een concentratie van vage en ondiepe kuiltjes aangetroffen. Om deze beter te begrijpen werd een kijkvenster aangelegd. In vlak tonen deze sporen allen een min of meer ronde vorm met afmetingen van 15x15cm tot 30x30cm. Uit de vullingen kon geen materiaal worden gerecupereerd. Een regelmatig verband tussen de kuiltjes in functie van bijvoorbeeld een gebouwplattegrond kan niet worden aangetoond.

In het noordelijk deel van het projectgebied werden gelijkaardige sporen waargenomen.

Tot slot waren er drie paalkuilen met afmetingen van 15x15cm tot 30x20cm. De blauwgrijze vulling bevatte baksteen- en houtskoolspikkels. Uit de vullingen kon geen materiaal worden gerecupereerd. S21 en S22 werden gecoupeerd en tonen het beeld van een paalkuil met een diepte van max. 38cm in het colluvium.

Er werden verschillende restanten terug gevonden van bakstenen bebouwing. Het betreft muren, kuilen, uitbraaksporen en een bakstenen put. Bij projectie op de Atlas der Buurtwegen (ca.1840) en Poppkaart (1842-1879) zien we op deze locatie een gebouw afgebeeld. Op de Ferrariskaart (1771-1777) is hiervan nog geen sprake. Op basis van de aanwezige resten lijkt er inderdaad geen sprake van een vroegere voorloper.

Verspreid over het terrein komen verschillende drainagegreppels en -buizen voor.

Verspreid over het projectgebied kwamen maar liefst 113 greppel- of grachtsegmenten voor. Hierin konden 47 grachten of greppels worden herkend. Met een variërende breedte tussen 380cm en 40cm. Er zijn 2 grote gelijkenissen waar te nemen. Enerzijds hun vullingskleur, namelijk blauwgrijs (net zoals de aangetroffen kuilen). Anderzijds hun oriëntatie, namelijk een NO-ZW oriëntatie, parallel met de loop van de Schelde.

Het aangetroffen aardewerk is zeer fragmentair en verweerd. Het kan dus goed zijn dat het aardwerk niet in situ werd aangetroffen, maar later in de grachten & greppels is terecht gekomen.

Verspreid over het terrein werden 4 mogelijke brandrestengraven onderscheiden. Naast houtskool en verbrand menselijk bot werden geen vondsten aangetroffen die de sporen kunnen dateren.

Verder kon uit een andere kuil een vermoedelijk fragment terra nigra (zeepachtig) gerecupereerd worden. Dit is eveneens te dateren in de Romeinse tijd.

Een onderling verband tussen de aangetroffen sporen is nog onduidelijk. Het is wel duidelijk dat deze concentratie van sporen de neerslag is van menselijke aanwezigheid. Een mogelijke verklaring voor de grotere en diepere onregelmatige kuilen zijn leemontginningskuilen.

Ter hoogte van de kuilenconcentratie komt een depressie voor over een lengte van ca.11m. De vulling is gelijkaardig aan die van de omliggende kuilen, namelijk een homogeen blauwbruingrijze kleur. Vondsten werden echter niet aangetroffen. Op basis van 2 boringen werd een diepte vastgesteld van 60cm. Ook deze kan mogelijks gekoppeld worden aan leemontginning.

In zowel een gracht als een greppel S34 werd 1 fragment handgevormd aardewerk aangetroffen. Het betreft fragmentaire wandscherven. Eén ervan is te dateren in de Romeinse Tijd.

Het aangetroffen aardewerk bestaat uit reducerend gebakken aardewerk en is ruim te dateren in de Romeinse tijd. Een meer precieze datering is door de afwezigheid van enige vormenschat of gidsfossielen niet te bepalen.

Op basis van het aangetroffen vondstmateriaal en vergelijking met de vondsten van de naburige site Rosalinde kan het hierboven besproken materiaal ruwweg gedateerd worden tussen de bronstijd en de vroege middeleeuwen, met een focus op de Romeinse periode. Een heel belangrijke kanttekening is de aanwezigheid van colluvium, welke vermoedelijk te dateren is tussen de vroeg Romeinse periode en de 2de eeuw.

De vlakdekkende opgraving gaf een beter inzicht in de tijdens het vooronderzoek vastgestelde stratigrafie en de aanwezige sporen. Over vrijwel het gehele projectgebied kon een in dikte wisselend colluviaal pakket vastgesteld worden dat op basis van het vondstenmateriaal vermoedelijk in de Romeinse periode moet tot stand gekomen zijn. In dit colluviumpakket werd een aantal silexartefacten gevonden die vermoedelijk alle in het neolithicum te dateren zijn (4 klingen, 1 fragment van een gepolijste bijl, 1 cortexafslag, 1 klopper, 2 schrabbers en 1 spits).

Het merendeel van de aangesneden sporen kunnen in de Romeinse periode geplaatst worden. Hierbij werden enkel randstructuren vastgesteld en geen gebouwstructuren. Het ging om enkele grachten en greppels, een 30-tal paalsporen enkele kuilen en twee brandrestengraven. Deze graven bevatten respectievelijk 180 en 400 gram gecremeerd bot en werden gedateerd via 14C-analyses, met resultaat 0 tot 120 n.C. en 120 n.C. tot 240 n.C.. Tot het vondstenmateriaal behoort een beperkte hoeveelheid ceramiek, waaronder handgevormd aardewerk, een terra sigillatascherf met radstempel en enkele fragmenten kruikwaar.

Enkele grachten en greppels kunnen op basis van het schaarse vondstenmateriaal in de laatmiddeleeuwse periode gedateerd worden en zijn waarschijnlijk als perceelsafbakening te interpreteren. De vondsten beperken zich tot enkele scherven grijs gedraaid aardewerk en een spinschijfje.


Auteurs: Derweduwen, Natascha
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Ruben Willaert nv

Aardewerk

Datering: Romeinse tijd
Typologie: vaatwerk
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Bouwmateriaal

Datering: Romeinse tijd
Typologie: bouwmaterialen, daken
Materiaal: keramisch bouwmateriaal
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Er konden 7 sterk verweerde fragmenten Romeinse dakpan worden gerecupereerd. Deze fragmenten vertonen duidelijk roetsporen.

Brandrestengraven

Datering: late ijzertijd (westen), Vroeg-Romeinse tijd
Typologie: brandrestengraven
Materiaal: bot (menselijk), houtskool
Gebeurtenis:

Depressie

Typologie: depressies, extractiekuilen
Gebeurtenis:

Dierlijk bot

Datering: metaaltijden, Romeinse tijd, vroege middeleeuwen
Materiaal: bot (dierlijk), tand
Gebeurtenis:

Drainages

Typologie: afwateringsgreppels, riolen
Gebeurtenis:

Greppels/grachten (vlak 1)

Datering: 19de eeuw
Typologie: grachten (infrastructuur), greppels, wegen
Gebeurtenis:

Greppels/grachten (vlak 2)

Datering: late ijzertijd (westen)
Typologie: grachten (infrastructuur), greppels
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Kuilen (vlak 1)

Typologie: kuilen, paalkuilen
Gebeurtenis:

Kuilen (vlak 2)

Datering: metaaltijden, Romeinse tijd, Vroeg-Romeinse tijd
Typologie: extractiekuilen, kuilen
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Natuursteen

Datering: late bronstijd, Romeinse tijd, vroege ijzertijd, vroege middeleeuwen
Typologie: kalkbranderijen, kuilen, werktuigen
Materiaal: Doornikse kalksteen, ijzerzandsteen
Gebeurtenis:

Ploegsporen

Datering: 18de eeuw
Typologie: akkerlanden, ploegsporen
Gebeurtenis:

Restanten 19de-eeuwse bebouwing

Datering: eerste helft 19de eeuw
Typologie: kuilen, muurresten
Gebeurtenis:

Verbranding in situ (vlak 1)

Typologie: kalkbranderijen
Materiaal: Doornikse kalksteen, houtskool
Gebeurtenis:

Verbranding in situ (vlak 2)

Materiaal: houtskool
Gebeurtenis:

Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Grote Herreweg 187-198 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/981810 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.