Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, werd binnen het plangebied een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is vastgesteld dat het archeologisch niveau zich bevondtussen 80 en 117 cm onder het maaiveld of op een hoogte
tussen 5,33 en 5,96 m TAW. Dit verschil in hoogte is te wijten aan het feit dat het terrein afhelt naar het zuiden toe.
De bodemopbouw zichtbaar in de opgeschoonde profielen toonde een tweefasig plaggendek van in totaal 80 cm dik waaronder de C-horizont aanvangt. In een aantal profielen blijkt het oorspronkelijke plaggendek afgegraven en vervangen door opgebrachte lagen. In een van deze profielen is op de opgebrachte laag terug een antropogene humus A horizont aangebracht. Onder de opgebrachte lagen is er nog een restant van een begraven ploeglaag
vastgesteld. Daaronder vangt de C horizont aan. Twee profielen vertoonden een volledig verstoorde bodemopbouw.
In totaal werden er 19 sporen geregistreerd, waarvan twee paalsporen, twee kuilen, negen greppels en zes verstoringen. De sporen bevonden zich op een diepte van gemiddeld ca. 80 tot 117 cm onder het maaiveld. De sporen werden verspreid over het terrein aangetroffen. In een van deze sporen is slechts 1 vondst aangetroffen nl. een randfragment van een pan in grijs aardewerk, te dateren in de 14de eeuw. De meeste sporen dateren op basis van kleur, aflijning en recentere vondsten in de nieuwe tot nieuwste tijd. Zowel in het oosten als in het westen zijn grote verstoorde zones aangetroffen.