Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, werd binnen het projectgebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestond uit een landschappelijk vooronderzoek en een proefsleuvenonderzoek.
Het landschappelijk booronderzoek toonde aan dat slechts één typeprofiel aanwezig was. Onder een 10cm dikke Ah-horizont tekent zich de 30 tot 45cm dikke ploeglaag (Ap-horizont) af. Daaronder bevindt zich onmiddellijk de C horizont met roestvlekken. Het zuiden tot het zuidwesten van het terrein ligt iets hoger dan het noorden tot het noordoosten. Het micro-reliëf zal in het verleden wellicht meer uitgesproken geweest zijn.
Er zijn geen antropogene sporen vastgesteld.
Het proefsleuvenonderzoek wees uit dat het archeologisch niveau zich bevond zich tussen 50 en 179 cm onder het maaiveld of op een hoogte
tussen 17,94 en 16,65 m TAW. De bodemprofielen in de sleuven sluiten grotendeels aan bij de waarnemingen uit de eerder genomen stappen in
het vooronderzoek. Enkel de overgangslagen tussen de A- en de C-horizonten werden enkel tijdens het proefsleuvenonderzoek opgemerkt.
In totaal werden 8 sporen geregistreerd, waarvan twee paalsporen, een greppel, ploegsporen en twee natuurlijke sporen. De sporen bevonden zich op een diepte tussen 50 en 179 cm onder het maaiveld. Aan al deze sporen is een recente datering toegekend. Ze zijn in verband gebracht met recente landbouwactiviteiten op het terrein.