Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden acht proefsleuven en 12 kijkvensters aangelegd. Naast verschillende natuurlijke sporen en antropogene verstoringen werden 35 antropogene sporen aangesneden. Het betreft twee kuilen, acht paalkuilen en 25 greppelsegmenten. Gezien het ontbreken van vondstmateriaal konden de sporen niet gedateerd worden. Enkele greppels komen voor op de historische kaart van Popp (1842-1879) en konden op deze manier in de nieuwste tijd gedateerd worden. De aangetroffen paalkuilen maken geen deel uit van een of meerdere structuren. Er zijn bijgevolg geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een nederzetting of bewoningssite. Aangezien het onderzoeksgebied een lager gelegen gebied betreft, met een wisselende grondwatertafel, lijkt het aannemelijk dat er geen bewoningsporen aangetroffen werden binnen het plangebied. De vele greppels, met vermoedelijk als doel afwatering, lijken deze theorie te ondersteunen. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden een aantal archeologische sporen aangesneden. De aangetroffen sporen waren echter te gering in aantal en niet specifiek genoeg om van een waardevolle archeologische site te kunnen spreken.

Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek werden geen indicatoren aangetroffen die op de aanwezigheid van één of meerdere steentijdvindplaatsen wijzen. Hoewel door het toegepaste grid vuursteenclusters konden zijn gemist, werd de kans klein geacht dat zich in het plangebied effectief vuursteensites bevonden. Er was ook hier geen potentieel op kennisvermeerdering.