waarneming

Motten en Jeker

archeologisch element
ID
982327
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982327

Beschrijving

Naar aanleiding van het masterplan: De Motten en het openleggen van de Jeker te Tongeren werd een archeologische
prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd. Dit onderzoek bestond uit verschillende onderdelen die afzonderlijk in diverse rapporten worden behandeld. In dit rapport komen alle onderdelen van het globale project: Heropening Jeker en het deelproject: Herinrichting Volkstuintjes aan bod omdat de resultaten deels overlappen. Voor de heropening van de Jeker werd een bureauonderzoek, proefputten, geofysisch onderzoek, landschappelijke mechanische boringen en handmatige boringen uitgevoerd. Voor het deelproject: Herinrichting Volkstuintjes werden landschappelijke mechanische boringen toegepast. Het doel van dit onderzoek was een aanvullend beeld te vormen van de bodemkundige opbouw op het terrein, zowel de oorspronkelijke, als de huidige, waarbij gefocust wordt op de opbouw van de alluviale riviervallei van de Jeker. Verder wordt ook een inschatting gemaakt van de aanwezigheid van het archeologisch erfgoed om de potentiële impact van de geplande werken op de archeologische resten te
bepalen.

In het kader van de geplande herinrichting van het stadspark 'De Motten' zal de gedempte Jekerbedding aan de voet van de beschermde Begijnhofmuur/middeleeuwse stadsmuur terug worden opengelegd. Om de stabiliteit van de muur in functie van de geplande graafwerken te kunnen inschatten zijn sonderingen naar de aard en diepte van de muurfundering noodzakelijk. Er werden twee proefputten aangelegd. Beide vertoonde gelijkaardige resultaten. De Begijnhofmuur was in het noordelijke profiel steeds zichtbaar. Het muurdeel dat zichtbaar werd is met zekerheid in dezelfde periode te dateren als het bovengronds zichtbare deel, en is dus middeleeuws in oorsprong. De fundering van de toren kon geregistreerd worden in het westprofiel van proefput 1 en had een gelijkaardige opbouw als de Begijnhofmuur. 

Via het geofysisch onderzoek werd getracht te bepalen of deze methode nuttig zou zijn om archeologische resten in de ondergrond te detecteren. Er werd op 12 locaties geofysisch onderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten kon afgeleid worden dat het terrein en de omgeving van de site grotendeels niet erg geschikt zijn voor een onderzoek met grondradar voor archeologische doeleinden.

Voor de landschappelijke mechanische boringen werd gewerkt met vijf zones. Er werden in totaal 73 boringen uitgevoerd. Alle boringen bevatten sedimenten die kunnen gekoppeld worden aan de oude vijvers en de oude Jeker. De westelijke boringen (zones 1-4) bevatten bovenaan verstoringen van 1 tot 4 m dikte ontstaan door recentere demping, opvulling en het gebruik als stort in de 19e-20e eeuw. De boringen in zone 5 bevatten meer zuivere leemlagen bovenaan: een combinatie van colluvium en antropogene ophoging. Onder de verstoring bevond zich allemaal afgezet alluvium, al dan niet vermengd met antropogene resten. De aanwezigheid van de Romeinse muur of andere bouwwerken konden niet rechtstreeks herkend worden in de boringen. Enkel een hardere laag in boring 57 en de silex in boring 60, beiden op ca. 5,5 m diepte, staan mogelijk in verband met de Romeinse stadspoort (CAI 51822).De romeinse stadsmuur kon onrechtstreeks wel herkend worden in het verschil tussen de noordelijke en zuidelijke boringen van de boringen in zones 1-3. Dit verschil werd ook benadrukt in het verschil in bijmenging dat opvallend meer werd aan de binnenzijde van de muur. 

In de zone volkstuintjes werden in combinatie met de gegevens uit de mechanische boringen (boring 64-73) een aantal korte raaien uitgezet van 3 tot 6 boringen om de ondergrond te bestuderen. Er werden in totaal 30 boringen gezet. Uit de boorresultaten kon opgemaakt worden dat quasi het volledige terrein een gelijkaardige opbouw vertoonde zoals eerder beschreven bij de mechanische boringen. Het terrein was opgehoogd met een colluviaal pakket dat aanwezig was onder de bouwvoor. Hieronder bevond zich een alluviaal pakket dat voorkwam vanaf 110 m onder het maaiveld.

Ter hoogte van de Keerstraat in Mal wil men een bufferbekken aanleggen. Hiervoor is een booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek werden 10 handmatige boringen gezet. Het opgeboorde sediment toonde een gelijkaardige bodemopbouw zoals eerder beschreven bij de
mechanische en manuele boringen in de Volkstuintjes.

De bodemkundige resultaten die uit de boringen werden ingezameld, wezen dus op een valleibodem die doorheen de geschiedenis een van nature natte brede vallei met diverse meanders gevormd heeft. In kader van de ligging van de Romeinse stadsmuur valt niet uit te sluiten dat deze zich toch (deels?) onder de huidige Middeleeuwse stadsmuur bevindt, en de Jekervallei dus grotendeels of volledig buiten de stadsmuren hield.


Auteurs: Demeulenaere, Eline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARON bvba

Stadsmuur romeinse periode/ middeleeuwen

Datering: middeleeuwen, Romeinse tijd
Typologie: muurresten, stadsmuren
Materiaal: aardewerk, natuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Restanten van de stadsomwalling zijn gevonden of de aanwezigheid ervan kan aangetoond worden.


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Motten en Jeker [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982327 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.