Tijdens het landschappelijk booronderzoek werden geen goed bewaarde bodems of afgedekte loopvlakken aangetroffen ter hoogte van het onderzoeksgebied.
Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat binnen het projectgebied het archeologisch leesbare niveau nog bewaard is onder de antropogene lagen. Er werden sporen uit de Romeinse periode, de late middeleeuwen en vroegmoderne periode geregistreerd. Het ging om mogelijke kuilen, greppels, een gracht en een (sub)recente antropogene opvulling van een depressie, gracht of ander landschapselement. De sporen kunnen in verband gebracht worden met tuin- en/of landbouw, wat ook af te leiden viel uit het historisch kaartmateriaal. Bodemingrepen in de vroegmoderne en moderne periode hebben er ook toe geleid dat oudere sporen verdwenen of verstoord kunnen zijn en een deel van het vondstmateriaal zich niet meer in context bevindt. Een deel van het terrein leek inderdaad afgegraven en/of terug aangevuld te zijn in de 19de of 20ste eeuw. Van de constructies binnen de kasteeltuin werden geen restanten meer teruggevonden.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Ruben Willaert nv