Het uitgevoerde archeologische onderzoek heeft toegelaten inzicht te verwerven in de occupatiegeschiedenis van de terreinen tussen de Akkerweg en de P. Verbernelaan te Brecht.
Landschappelijk bleek de aanwezigheid van antropogene tussenkomst bepalend voor de bewaring van de sporen. In werkput 1 bleek vooral aan de oostzijde een aftopping van de C-horizont, maar was de bodemvorming voor het overige nog wel deels intact. Dit kwam de bewaring van de archeologische sporen ten goede. Toch zijn wellicht een deel van de minder diep gefundeerde sporen opgenomen in de ploeglaag. In werkput 2 echter, en dan vooral aan de westelijke zijde, kwamen erg veel sporen van diepploegactiviteiten voor. Deze gaan tot in de C-horizont en hebben het archeologisch niveau deels vernield. Toch konden nog archeologische sporen worden aangetroffen. Hoe meer westwaarts (en ook hoe hoger het archeologisch vlak zich bevindt wegens de hellingsgradiënt), hoe groter de verstoring door diepploegen.
Wat de archeologische sporen betreft zijn er duidelijke aanwijzingen voor een funeraire zone met een grafmonument en een beenderpakgraf. Het sporenbestand omvat paalkuilen, kuilen en greppels die allen gesitueerd kunnen worden in de midden- tot late-ijzertijd. Er kan duidelijk een palencluster in het noordoosten en een funeraire zone in het westen herkend worden. Verder bevindt een zich palencluster in het noordoosten van het onderzoeksgebied waar geen duidelijke structuren behalve mogelijke spiekers konden uit gehaald worden. Mogelijks werden deze iets later opgetrokken dan de nabijgelegen funeraire structuren. Uit de Romeinse periode werd hier immers één enkele scherf aangetroffen. Het leeuwendeel van het vondstmateriaal valt voor het overige grofweg uiteen in enerzijds handgevormd aardewerk uit hoofdzakelijk de (midden)ijzertijd en anderzijds namaak-importaardewerk uit de midden/late ijzertijd. In de grafcontext werd verder ook verbrand bot aangetroffen. Er kan afgeleid worden dat het grafmonument en het beenderpakgraf hetzij gelijktijdig voorkomen, hetzij aansluitend voorkomen (waarbij het graf een soort van latere bijzetting bij het grafmonument betreft).

Het palynologisch onderzoek heeft aangewezen dat een zeer groot deel van het aanwezige pollen dermate aangetast is dat het niet meer op naam te brengen is. Daarmee zijn de onderlinge verhoudingen tussen de diverse pollentypen niet meer met afdoende betrouwbaarheid te bepalen.