Naar aanleiding van bouwplannen voor een nieuwe gymzaal en een positief vooronderzoek, vond binnen het plangebied een vlakdekkende opgraving plaats die een meerperiodensite uit de Romeinse tijd en volle middeleeuwen aan het licht bracht.

De Romeinse periode is duidelijk present aan de zuidelijke rand van het plangebied met de aanwezigheid van twee grote structuren: de vlechtwerkwaterput en de ongedefinieerde kuil. Op basis van het aardewerk worden beide structuren algemeen in de 2de eeuw na chr. geplaatst. Daarnaast komen verspreid over het terrein kuilen en paalkuilen voor zonder eenduidig verband met een structuur. Deze sporen kunnen vooralsnog niet nader worden gedateerd. . Met betrekking tot het vondstenmateriaal getuigen de diagnostische elementen van het aardewerk voor de
Romeinse periode op aanwezigheid in de 2de eeuw. Dit geldt met zekerheid voor de vlechtwerkwaterput en de ongedefinieerde grote kuil. De radiokoolstofdatering van één van de wilgentwijgen aan de basis van de vlechtwerkschacht bevestigt deze datering min of meer (120 en 240 na Chr.). 

Hoewel een veelheid aan kuilen en paalkuilen werden gedetecteerd konden slechts twee structuren worden geïdentificeerd. Aan de noordoostelijke rand van het plangebied werd een gedeelte van een bootvormig gebouwtype aangetroffen. Daarnaast werd in de noordoostelijke hoek van het
plangebied een ongedefinieerde structuur herkend bestaande uit twee parallelle rijen van vier palen. Het bootvormig gebouw wordt in de volle middeleeuwen geplaatst samen met een waterkuil. De natuurwetenschappelijke analyse van de bovenste vulling van de waterkuil getuigt mogelijk van het verlaten van de vindplaats met herbebossing van zowel natte als droge gronden tot gevolg. De aanlegfase van deze waterkuil dient op basis van één radiokoolstofdatering in de volle middeleeuwen te worden gesitueerd. De verlatingsfase werd niet gedateerd.

Paleobotanisch onderzoek van de stalen uit zowel waterput als waterkuil schetsen een goed beeld van landschapsevolutie en -gebruik in de Romeinse en volmiddeleeuwse periode. 

Met zekerheid kan worden aangenomen dat de grenzen van de nederzettingen niet werden bereikt. Verwacht wordt dat de vindplaatsen zich verder uitstrekken in alle richtingen buiten de contouren van het plangebied met uitzondering van de westelijke hoekzone.