Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van landbouwgerelateerde gebouwen, vond binnen het plangebied een archeologisch vooronderzoek plaats. Dit bestond uit een landschappelijk booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek. Het onderzoek leverde geen relevante archeologische sporen op.
De bodem bestaat uit een droge en matig natte lemig zandbodem met een 60 cm dikke antropogene humus A-horizont (Scm en Sdm). In alle landschappelijke boringen is een AC-profiel vastgesteld. Tijdens het veldwerk is een hoogteverschil opgemerkt tussen het meest
noordwestelijke deel en de rest van het terrein dat lager ligt. De relevante archeologische niveau’s zijn vastgesteld op ca. 30,49 m +TAW.
Het terrein is ten noorden van de Wouwerloop gelegen waardoor het plangebied zacht afhelt in zuidelijke richting van een hoogte van 32,4 m +TAW naar 30,4 m +TAW. De bodemprofielen van de proefsleuven bevestigen de vaststellingen van het booronderzoek en toonden een AC-profiel.
In de zes werkputten zijn in totaal 20 sporen geregistreerd. Het merendeel van de sporen bestaat uit 14 greppelsegmenten, 2 paalkuilen en 3 kuilen. Op basis van enkele vondsten en de inclusies, vorm, vulling en profielrelatie van de sporen kunnen deze in de late middeleeuwen tot nieuwe tijd geplaatst worden. Drie van de greppelsegmenten bevatten resp. een metalen nagel en een randscherf van een kan of kruik in grijs aardewerk, een wandscherf grijs aardewerk en 2 wandscherven rood aardewerk. Daarnaast is ook één spitspoor geregistreerd dat eerder in de nieuwe tot nieuwste tijd te dateren is.