Naar aanleiding van geplande parkaanleg en de aanleg van rioleringen, werd binnen het plangebied een archeologische werfbegeleiding uitgevoerd tijdens de rioleringsaanleg.
Het grootste deel aan archeologische sporen die tijdens de archeologische werfbegeleiding aangetroffen werden, betreft bakstenen funderings- of keldermuren betreft en in mindere mate ook vloeren, beerputten, gewelven, gootstructuren en kuilen. Een groot deel van de bakstenen structuren zijn in verband te brengen met het verdwenen Falcontinnenklooster. Zo zijn er restanten van de funderingen van de noord-, west- en zuid-vleugel aangetroffen, alsook een deel van de pandgang, een stuk van de keldergewelven onder de westvleugel en een aansnede van de westelijke vertrekken ten westen van de westvleugel. Het meest opzienbarende hiervan was misschien wel de toegang tot de pandgang vanuit de binnentuin richting de westvleugel. Hier werd immers een drempel met nog restanten van een scharnier en een deel van een kasseien loopniveau aangetroffen. Verder werden ter hoogte van de pandgang restanten van grafcontexten aan het licht gebracht in de vorm van enerzijds verplaatste grafzerken en anderzijds gefragmenteerd en niet in anatomisch verband liggend menselijk botmateriaal.
Een groot deel van deze muurstructuren dateren uit de 19de, 20ste eeuw en zijn terug te brengen tot de bouw van huizen uit deze periode. Zo is er bijvoorbeeld de kelder van het pakhuis dat in 1897 gebouwd werd voor een handelaar in kruidenierswaren en later dienst deed als koffiebranderij. Pal hieraan werd een kasseien loopniveau aangetroffen. Tot deze fase horen ook een tweetal betonnen beerputten.